Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Herman Theodoor COLENBRANDER

betekenis & definitie

Nederlands geschiedschrijver (Drachten 13 Dec. 1871 - Leiden 8 Oct. 1945), werd in 1891 student in de letteren te Leiden, waar hij in Mrt 1897 promoveerde op het proefschrift: De Patriottentijd, dl I. In Oct. 1897 werd hij adjunct-archivaris aan het Alg.

Rijksarchief te ’s-Gravenhage, in 1902 lid en secretaris der in dat jaar opgerichte „Commissie van advies voor ’s Rijks geschiedkundige publicatiën” en tevens directeur van het bureau van deze commissie. In 1917 werd hij aan de Leidse universiteit benoemd tot lector in de politieke geschiedenis, in 1918 tot hoogleraar in de koloniale en in 1925 tot hoogleraar in de vaderlandse geschiedenis aan dezelfde universiteit. In 1906 werd hij lid, in 1916 secretaris van de redactie van De Gids. Colenbrander’s werkzaamheid lag op het gebied der politieke geschiedenis; zijn grote verdienste is, dat hij, naast veel ander werk, in bronnenpublicaties en monografieën de Nederlandse geschiedenis van 1780-1848 heeft toegelicht. PROF. DR A. J. C.

RÜTER

Bibl.: A. Bronnen: Gedenkstukken der alg. gesch. van Nederland van 1795-1840, 10 dln (’s-Gravenhage 1905-1922); Ontstaan der Grondwet, 2 dln (’s-Gravenhage 1908-1909); Dépêches van Thulemeyer, 1763 -1788, in bewerk, v. R. Fruin (Amsterdam 1912); Korte historiael ende joumaels aenteyckeninghe van verscheyden voyagiens in de vier delen des wereldtsronde, door David Pietersz. de Vries (’s-Gravenhage 1913); Gedenkschriften van Anton Reinhard Falck (’s-Gravenhage 1913); Bescheiden uit vreemde archieven omtrent de groote Nederl. zeeoorlogen, 2 dln (’s-Gravenhage 1919); Jan Pietersz.

Goen. Bescheiden omtrent zijn bedrijf in Indië, 5 dln (’s-Gravenhage 1919-1923). B. Geschiedwerken: De Patriottentijd hfdzak. naar buitenl. bescheiden, 3 dln (’s-Gravenhage 1897-1899); De Belgische Omwenteling (’s-Gravenhage 1905); De Bataafsche Republiek (Amsterdam 1908); Schimmelpenninck en Koning Lodewijk (Amsterdam 1911); Inlijving en Opstand (Amsterdam 1913); Historie en Leven, 4 dln (Amsterdam 1915-1920).

Met J. E. Stokvis: Leven en arbeid van mr G. Th. van Deventer, 3 dln (Amsterdam 1916-1917); Koloniale geschiedenis, 3 dln (’s-Gravenhage 1925-1926); Vestiging van het Koninkrijk (Amsterdam 1927); Willem I, Koning der Nederlanden, 2 dhi (Amsterdam 1931-1935); Jan Pietersz.

Coen (’s-Gravenhage 1934); De Afscheiding van België (Amsterdam 1936); Willem II, Koning der Nederlanden (Amsterdam 1938); Voorts gaf hij uit: R. Fruin, Gesch. der Staatsinstellingen in Nederland tot den val der Republiek, 2de dr. (’s-Gravenhage 1922); J. H. van der Palm, Geschied- en redekunstig gedenkschrift van Nederland’s herstelling in den jare 1813 (Zutphen 1909) en hij bezorgde een 2de vermeerd. dr. van: B. D.

H. Tellegen, De wedergeboorte van Nederland (Groningen 1913).

< >