Een van de wijzen waarop men zich schuldig maken kan aan oneerlijke mededinging, is het geven van misleidende voorstellingen omtrent de plaats, de streek of het land van herkomst van de waren die men verhandelt. Het Verdrag van Parijs tot bescherming van de Industriële Eigendom* geeft in art. 10 aan belanghebbenden het recht op te treden tegen waar, die valselijk ter aanduiding van herkomst van de naam van een bepaalde plaats of van een bepaald land voorzien is, wanneer die aanduiding vergezeld gaat van een handelsnaam, die verdicht is of met een bedrieglijke bedoeling aan een ander is ontleend.
Een andere internationale regeling betreffende dit onderwerp vindt men in een Schikking van Madrid van 1891, waarbij een aantal staten zich verbonden valse mededelingen omtrent de herkomst van waren te bestrijden. Nederland behoort echter niet tot die staten. Niettemin zal men in Nederland veelal het bezigen van valse herkomstaanduidingen als een onrechtmatige daad kunnen aanmerken en daartegen op grond van art. 1401 van het B.W. kunnen optreden (z mededingingsrecht). Zo is al bij verschillende rechterlijke uitspraken geoordeeld dat het onrechtmatig is sigaretten in de handel te brengen in een verpakking, welke de indruk wekt dat die sigaretten uit een bepaald land geïmporteerd zijn, terwijl zulks inderdaad niet het geval is (Rechtbank Amsterdam 25 Febr. 1942, Ned. Jurisprudentie 1942 no 750; Hof Amsterdam 6 Apr. 1944 N. J. 1944/45 no 513; idem 18 Juni 1947 N.J. 1947 no 573).MR s. N. VAN OPSTALL