is een stadje in de Belgische provincie Antwerpen, aan de Kleine Nete, de Kempische vaart en het Albertkanaal, op vlakke Kempische zandbodem (2933 ha). Men delft er nog ijzeroer, er is ook landbouw; verder leder-, tabak- en wolbewerking, metaalindustrie, diamantslijperij, corsettenfabrieken.
Het is bovendien landbouwmarkt, spoorwegenknooppunt en onderwijscentrum. Inw. (1949): 15081. In de middeleeuwen was de heerlijkheid verdeeld tussen de Brabantse hertogen en de St-Waltrudisabdij van Bergen. Vrijstad werd Herentals in 1209, gemeenterechten kreeg het in 1303, muren ca 1400— 2 stadspoorten bestaan nog. Het was toen de hoofdstad van de Kempen en de lakenindustrie bloeide er. De inzinking daarvan, de branden van 1338, 1427 en begin 16de eeuw, en de godsdiensttroebelen betekenden de ondergang van de stad.
In de Boerenkrijg (1798) speelde zij nog een voorname rol (gedenkteken). De laatgothische St-Waltrudiskerk (1417-80) bevat de prachtige altaartafel van St-Crispinus en Crispinianus (ca 1500) door P. Borreman, grafstenen met wapenschilden (15de-17de eeuw), een glasraam van 1588, koorgestoelte van 1665, schilderijen o.a. van de Francken’s, het mirakelbeeld van O.L.V. in ’t Zand. Het 15de-eeuwse stadhuis bezit een belfort (1534) met beiaard en de reeks afgietsels van het werk van beeldhouwer Fraikin (1817-1893). Verder zijn er Begijnhof met kerk uit 1606-14, Gasthuis uit de 17de eeuw met St-Janskapel en oude kloosters.Lit.: (P. Heyns), H., monumenten en merkwaardigheden (Herentals 1935); Idem, Populaire gesch. van H., 1e dl (Herentals 1936); W. van Spilbeeck, Gesch. van H. (Herentals (1937); P. Kuyl, Rétable de l’anc. Corporation des tanneurs à H. (Anvers 1870).