Duits botanicus (Hanau a.d. Main 17 Sept. 1797 - Buitenzorg 14 Sept. 1821), werd door de Groningse hoogleraar Van Swinderen naar Groningen gehaald en maakte daar kennis met J.
C. van Hasselt. In 1819 werd hij aangezocht naar Oost-Indië te gaan, ten einde daar „de onbekende schatten te onderzoeken en aan de geleerden van het moederland en Europa te doen kennen”. Hij maakte een reis langs verschillende grote Europese musea om zich voor te bereiden, samen met Van Hasselt. Hij werd 6 Aug. 1819 dr hon. causa te Groningen en vertrok met Van Hasselt in Juli 1820 van Texel naar Java, waar ze in Dec. 1820 Bantam bereikten. Hij stierf negen maanden later. Een monument voor Van Hasselt en hem verrees te Buitenzorg.Bibl.: Uittreksels uit zijn brieven in Alg. Konst en letterbode 18211 en 1822.
Lit.: M. Greshoff, K. en van Hasselt (Album der Natuur, 903), Th. v. Swinderen, Bijdr. t. e. Schets van het leven, het karakter en de verdiensten van H. Kuhl, in: Alm. d. Ak. v. Gron. XI (1823); M. J. Sirks, Indisch natuuronderzoek (1915).