Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Heinrich bebel

betekenis & definitie

of Henricus Bebelius, Duits humanist (Justingen, in Zwaben 1472 - Tübingen 1518), was de zoon van een armen landbouwer, studeerde te Krakau en te Bazel in de rechten en letteren en werd in 1497 hoogleraar in de welsprekendheid en dichtkunst aan de universiteit te Tübingen. Maximiliaan I beloonde hem in 1501 met de lauwerkrans des dichters.

Hij behoorde tot de vrienden van Reuchlin en Erasmus en schreef, behalve taalkundige leerboeken, vele staatkundighistorische verhandelingen en gedichten, die den keizer en het rijk verheerlijkten. In de Proverbia Germanica (1506) verzamelde hij Duitse spreekwoorden. Zijn veelgelezen Facetiae (1506), een verzameling van anecdoten en (veelal platte) kluchtige verhalen, is grotendeels aan het volksleven ontleend; vertaling in Wesselski Schwänke, 2 dln, 1907. Zijn spotternijen hierin zijn meest tegen de geestelijkheid gericht. Hij is ook de schrijver van Triumphus Vener is, een scherpe satire tegen het zedenbederf van zijn tijd (1509).

< >