is een inrichting om een schip van het ene naar het andere kanaalpand over te brengen bij zo groot hoogteverschil, dat een schutsluis, gekoppelde sluis of sluizentrap daarvoor niet of niet goed kan dienen. Het bestaat uit een met water gevulde bak of trog, die loodrecht kan rijzen en dalen en in de lage stand met het ene einde aan het benedenpand, m de hoge stand met het andere einde aan het bovenpand kan worden aangesloten, zodat alsdan een schip kan in- en uitvaren.
De eerste inrichtingen waren dubbelwerkend, </i>d.w.z. er waren twee troggen, die elkaar in evenwicht hielden; de ene rees, terwijl de andere daalde. In de eenvoudigste vorm waren de bakken opgehangen aan enige kabels over schijven of wielen. Later werd elke trog in zijn midden ondersteund door een plunjer, die zich beweegt in een hydraulische cylinder. Tussen de twee cylinders, die water onder hoge druk (ca 50 atm.) bevatten, is een afsluitbare verbinding. Door te zorgen, dat de bak boven iets hoger gevuld wordt dan de bak beneden, wordt de beweging automatisch verkregen. In de eindstand wordt de verbinding tussen de cylinders gesloten en is het gehele samenstel onbeweeglijk. Op het kanaal Bergen-Charleroi (België) zijn een viertal hefwerken van dit hydraulisch systeem, elk met een hefhoogte van 17 m en geschikt voor vaartuigen van 300 ton.
Het heiwerk bij Henrichenburg op het Dortmund-Eemskanaal (zie schets) heeft slechts één bak a, die met stijlen c op de met lucht gevulde drijvers b staat, die zich in putten of schachten op en neer bewegen en steeds onder water blijven. Aan weerszijden van de bak bevinden zich de vaste moeren d, waardoor de schroefstangen e gaan die in f ondersteund of vastgehouden en door een drijfwerk gelijktijdig bewogen worden, zodat de moeren d de bak in de juiste stand houden. Ook hier geschiedt de beweging in hoofdzaak automatisch als bij de hydraulische inrichtingen.
Ook het in 1934 gebruikte hefwerk bij Niederfinow op het Hohenzollernkanaal met een hefhoogte van 36 m voor schepen van 1000 ton (trog lang 85 m, breed 12 m, waterdiepte 2,5 m, gewicht 4200 ton) is enkelwerkend. De trog hangt aan weerszijden aan 128 stalen kabels, die over schijven lopen en tegengewichten dragen. Het heffen of dalen alleen vordert 5 minuten, de gehele manoeuvre met in- en uitvaart 20 min. (z hellend vlak).
Lit.: Handb. der Ingenieurswissensch., dl III, 8ste aflev., Schiffsschleusen (4de dr., Leipzig 1904); J. Gährs, Stahlbau, bijl. van Die Bautechnik (1933).