Nederlands koloniaal bewindsman (Amsterdam 24 Apr. 1773 Tegal 24 Nov. 1827), studeerde rechten te Groningen. In 1806 benoemde de Raad der Aziatische Bezittingen hem tot fiscaal te Batavia.
Hij was voorts o.m. secretaris-generaal van Daendels en president van de Hoge Raad van Justitie, met rang en titel van buitengewoon raad van Indië. Toen Raffles na de verovering van Java door de Engelsen als luitenant-gouverneur optrad, kreeg hij een Advisory Council naast zich. Raffles heeft Muntinghe openlijk erkend als zijn bekwaamste adviseur en hem als zijn opvolger gezien.Na de teruggave der koloniën kreeg Muntinghe opdracht het Indische rechtswezen grondig te herzien, waarbij hij speciale rechtbanken voor inheemsen, de Landraden, in het leven riep. In 1817 herstelde hij de orde in Banka en Palembang. Na terugkeer te Batavia aanvaardde hij het ordinaris lidmaatschap van de Raad van Indië. In 1822 vertrok hij naar het vaderland, na een verblijf in de tropen van 16 jaar. Hij trad nu op als adviseur van de koning en had een zeer belangrijk aandeel in de totstandkoming van de Ned. Handel Maatschappij.
Naar Indië teruggekeerd nam Muntinghe weer zitting in Rade van Indië, tot gezondheidsredenen hem noopten ontslag te nemen (1827). Hij vestigde zich nabij Tegal, waar hij overleed.