Noors schrijver (Oksfjord 11 Oct. 1865 - Oslo 13 Oct. 1926), zoon van een plattelandsdokter, studeerde philologie te Oslo en te Halle. Kinck schreef romans, novellen, drama’s, verzen en essays, waarin hij vooral streefde naar de uitbeelding van de Noorse volksziel.
Zijn vele reizen naar Italië maakten, dat hij de achtergronden in zijn werken ging verdelen tussen die van het Noorse platteland en die der Italiaanse Renaissance. In zijn romans worden vaak twee culturen, die van het platteland en die van de stad, tegenover elkaar geplaatst (Fru Anny Porse, 1900; Praesten, De predikant, 1905, Ned. vert. m. inl. v. J. de Vries, 1925). Het karakter van een ganse cultuurperiode tracht hij, zowel in zijn romans als in zijn toneelstukken, in één harer dragers uit te beelden. Hierdoor doen zijn karakterbeschrijvingen vaak onnatuurlijk aan. Zijn drama’s stellen wel is waar hoge eisen aan de toneelregie, maar behoren door hun sterke dramatische kracht en warme lyrische toon tot de beste der 19de eeuw. Door en door nationaal en onovertroffen in schoonheid van taal en karakteruitbeelding is het dramatisch gedicht Driftekaren (De drijver, 1908), dat als een tegenhanger van ibsen’s Peer Gynt is te beschouwen.Bibl.: Romans: Huldren (De bosgeest, 1892); Ungt Folk (Jonge mensen, 1893); Hugormen (De adder, 1898); Emigranter (1904); Sneskavlen brast (De lawine brak los, 3 dln, 1918-1919). Novellenbundels: Flaggermus-vinger (Vleermuisvleugels, 1895); F ra Hav til Hei (Van zee tot hoogvlakte, 1897) \ Naar Kaerlighed dor (Als de liefde sterft, 1903). Drama’s: Den siste gjaest (1910); Mot Karneval (1915).