Wat is de betekenis van Hans?

2023-12-06
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Hans

Hans is een jongensnaam en komt van de naam 'Johannes'. De naam betekent 'Jahweh/God/Allah is genadig'. Johannes is afgeleid van de Hebreeuwse naam Johanan. Hans is een Scandinavische naam en komt voornamelijk voor in Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden en IJsland. De naam Johannes staat in de top 100 van meest gekozen jonge...

2023-12-06
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

Hans

verkorting van meester Hans.


Direct alle 18 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-06
Formule 1 encyclopedie

Mischa Bijenhof (2022)

Hans

Afkorting voor Head and Neck Support, een veiligheidssysteem dat het hoofd en de nek van de coureur ondersteunt in geval van een ongeluk. In de Formule 1 is HANS verplicht sinds 2003. Het is een systeem waarbij de helm met kabels is verbonden aan beugels die over de schouders van de coureurs worden geplaatst. Hierdoor wordt de bewegingsvrijheid van...

2023-12-06
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Hans

Zie Johannes Ook wel voor vrouwen in gebruik. De vorm Hans is vermoedelijk uit Duitsland afkomstig, volgens Socin, 43, wordt hij daar pas in de 14e eeuw gebruikelijk. Zijn Duitse voorloper in de 13e eeuw is Johans (met klemtoon op de tweede lettergreep). In Nederland vinden we reeds in 1328 in Scherpenzeel Hensekiin de Gernere (BU 319). Voorts: in...

2023-12-06
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Hans

Hans - Eigennaam 1. genitief van Han Hans - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam Zie ook hans

2023-12-06
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

hans

(zn) mannelijk konijn LC.

2023-12-06
Autosport ABC

Rob Wiedenhoff (2005)

HANS

Afneembare hoofd-en nek-bescherming (Head And Neck Support) die autocoureurs in DTM en F1 een betere beveiliging moet bieden bij aanrijdingen. Aanvankelijk controversieel, nu gewaardeerd en verplicht. Systeem werd ontwikkeld door dr. Robert Hubbard, professor aan het biomechanisch onderzoekslaboratorium van de universiteit van Michigan (VS).

2023-12-06
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Hans

Josephus Gerardus; geb. Den Haag 2 november 1826, overl. Rijswijk (Z.H.) 18 juli 1891. Woonde en werkte in Den Haag. Leerling van de Akademie v. B.K. in die stad (1839-1844) en van A. Schelfhout. Heeft verschillende reizen gemaakt, o.a. naar Duitsland, België en Zwitserland. Vnl. landschapschilder; heeft ook gelithografeerd. Gaf les aan M. C....

2023-12-06
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Hans

I.m -> Johannes. Ook wel voor vr. in gebruik. De vorm Hans is vermoedelijk uit Du. afkomstig, volgens Socin, 43, wordt hij daar pas in de 14e eeuw gebruikelijk. Zijn Du. voorloper in de 13e eeuw is Johans (met klemtoon op de tweede lettergreep). In Ndl. vinden we reeds in 1328 in Scherpenzeel Hensekiin de Gernere (BU 319). Voorts: in St.-Winoksb...

2023-12-06
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Hans

Hans, Johan, Johannes; Hans in allen Gassen, bemoeial; Hans Pfriem, betweter; Hans Trapp, Sinterklaas (gewest.); ich will Hans beißen wenn..., mijn kop eraf als....

2023-12-06
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hans

m. (hanzen), 1. mansnaam, Johannes; — (zegsw.) wat Hansje niet leert, zal Hans niet weten, men moet als kind leren waar men later profijt van wil hebben; — Hans komt door zijn domheid voort, de dommerik heeft geluk; — Hansje in de kelder, schertsende benaming voor het kind in de moederschoot, en vand. voor een...

2023-12-06
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

HANS

koning van DENEMARKEN, ZWEDEN en NOORWEGEN, tweede vorst uit het huis Oldenburg*, enige koning van Denemarken en Noorwegen van die naam en als Zweeds koning Johan II (5 Juni 1455 - Aalborg 20 Febr. 1513), werd na zijn vaders dood, in 1481, door de Raden der drie rijken tot koning verkozen. In Zweden had hij te kampen met de tegenstand van de boeren...

2023-12-06
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Hans

m. Hanzen (Johannes): een grote Hans, een rijk, aanzienlijk man; Hans fortuinig, een gelukskind; spreekw. Hans komt door zijn domheid voort, het geluk begunstigt de dommen; pochhans.

2023-12-06
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Hans

Hans - Abraham, Vlaamsch volksschrijver; * 1882 te Ste-Maria-Horebeke, redacteur van het Laatste Nieuws. Schreef ontelbare feuilletons, verhalen, sprookjes en kindervertellingen. Haastig en slordig geschreven, neutraal.

2023-12-06
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Hans

1. mansnaam, Johannes; (zegsw.) wat Hansje niet leert, zal — niet weten, men moet als kind leren waar men later profijt van wil hebben; — komt door zijn domheid voort, de dommerik heeft geluk; — met de bellen, een sloddervos; 2. een grote —, iemand die door rijkdom of aanzien uitmunt, m.n. iemand die zich daarop laat voorsta...

2023-12-06
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Hans

HANS, m. (hanzen), een mansnaam, Johannes; (zegsw.) wat Hansje niet leert, zal Hans niet weten; Hans komt door zijne domheid voort, de dommerik heeft geluk; — Hansje in den kelder, schertsende benaming voor het kind in den moederschoot, (ook) eene soort van drinkschaal waaruit een poppetje te voorschijn komt als zij met wijn gevuld wordt, en...

2023-12-06
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Hans

Hans, m. en v. (-en), Johannes, Johanna, (verkort); (fig.) een groote -, een rijke kerel. *-JE, (B. -N), o. Jantje; - in den kelder, een ongeboren kind; (spr.) wat Hansje niet leert leert Hans nooit. *-OP, m. (-pen), lange wijde overjurk, apenrokje; kleedingstuk voorheen als dwangmiddel bij de krankzinnigen gebezigd (wambuis, broek en kousen aan e...

2023-12-06
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Hans

Socius, collega.