[i]Geschiedenis
[/i]De kust van Guyana werd in 1499 het eerst ontdekt door Alonzo de Hojeda, vergezeld door Amerigo Vespucci, terwijl in 1500 Yañes Pinzón langs de gehele kust stevende. Het binnenland bleef echter nog lang onbekend. Men meende, dat aldaar aan een gewaand Parimameer een paradijsachtig goudland gelegen was, wat aanleiding gaf tot de ontdekkingsreizen van Nicolaus Pedermann, Philipp von Hutten (1541 en 1545) en Walter Raleigh (1595, 1596 en 1617). Aan de kust werden het eerst volksplantingen gesticht door de Nederlanders en wel in 1580 aan de rivier Pomoroen en in 1596 aan de Essequibo en deze laatste bloeide vooral sedert de oprichting der West-Indische Compagnie (1621) door de invoer van Negerslaven. In 1624 vestigden zich de Nederlanders aan de Berbice, vanwaar zij het land tot aan de Gorantijn onderzochten, en in 1634 op het eiland Macouria tussen de rivieren Gayenne en Kouwu. Op het eiland Gayenne hadden reeds van 1626-1635 de Fransen volksplantingen gesticht en omstreeks diezelfde tijd de Engelsen aan de rivier Goma (thans de Suriname), waar zij Paramaribo deden verrijzen.
Zij verlieten echter weldra dit oord wegens de overlast der Indianen, het klimaat en vanwege de Fransen, die in 1640 ook daarheen hun heerschappij hadden uitgestrekt. In 1652 namen de Engelsen Paramaribo weder in bezit en in 1662 werd de kolonie uitgebreid en naar de graaf van Surrey met de naam Surreyham (later Suriname) bestempeld. Sedert 1657 bezaten intussen de Nederlanders de oevers van de Pomoroen en Morocco, waar zij de steden Nieuw-Zeeland en Middelburg hadden gebouwd. In 1665 veroverden de Engelsen wel Essequibo en deden een aanval op Berbice, maar zij stonden bij de vrede van Breda met het veroverde ook Suriname aan de Nederlanders af in ruil voor de Noordamerikaanse kolonie Nieuw-Amsterdam — thans New York. Ook de Franse koloniën, in 1654 door de Engelsen veroverd, werden door hen in 1664 ontruimd; zij werden in 1676 veroverd door de Nederlanders, doch een jaar later door dezen weder afgestaan. In 1712 werd Berbice gebrandschat door de Franse admiraal Gasse.
De Engelsen veroverden in 1781 geheel Nederlands Guyana, maar gaven het in 1783 terug, veroverden het in 1796 nogmaals, maar stonden het bij de vrede van Amiens opnieuw af. Toen echter enige maanden daarna de oorlog wederom uitbarstte, maakten de Engelsen zich opnieuw meester van het Nederlands gedeelte, verenigden in 1812 Demerara en Essequibo tot één kolonie en behielden door het verdrag van 1814 Demerara, Essequibo en Berbice.
Frans Guyana was in 1674 een kroonkolonie geworden, maar ook daardoor niet zeer bloeiend. In 1763 zond minister Choiseul er nog eens een grote expeditie heen, maar de leden (een paar honderd) kwamen door het klimaat en de slechte verzorging jammerlijk om. Gedurende de Revolutie werd het een deportatieoord voor royalisten (in 1852 eerst een permanente strafkolonie). Het werd in 1809 door de Engelsen en Portugezen in bezit genomen en bleef het eigendom van Portugal tot 1817, toen het weder aan Frankrijk verviel. De ontdekkingsreiziger Schomburgk bepaalde in 1840-1844 in opdracht van de Britse regering een grenslijn tussen Venezuela en Brits Guyana, die echter door Venezuela niet erkend werd. Toen de Engelsen daarop aanstalten maakten zich van het betwiste gebied meester te maken, mengden de V.S. zich in 1895 er in, waarop de zaak aan een scheidsgerecht te Parijs werd opgedragen.
De uitspraak van 3 Oct. 1899 bracht een compromis tot stand. Ook tussen Frankrijk en Brazilië bestond lange tijd een kwestie omtrent de grensregeling, die 1 Dec. 1900 eveneens door een scheidsgerecht ten gunste van Brazilië opgelost werd. Een twist tussen Nederland en Frankrijk over het gebied tussen de Lawa en Tapanahoni werd bij scheidsrechterlijke uitspraak van de tsaar in 1892 ten gunste van Nederland beslist.
Lit.: J. Rodway, Guiana British, Dutch and French (1924); P. Zahl, To the lost world (1939).