Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

GYNAECOLOGIE

betekenis & definitie

(1, van de mens) (van Grieks: γυνή, gunê, vrouw), is de leer der afwijkingen en ziekten van de vrouwelijke geslachtsorganen. De meeste dezer aandoeningen zijn te wijten aan liggingsafwijkingen, infecties, gezwellen en aangeboren misvormingen dezer organen.

Aan veranderingen in de ligging van de baarmoeder, vooral de achteroverkanteling of retroflexie, werd vroeger te veel aandacht geschonken. Nerveuze verschijnselen, witte vloed, rugpijn en menstruatieafwijkingen, die hierbij voorkomen, worden niet zozeer veroorzaakt don? de retroflexie, maar door de algemene slapte, die er meestal mee gepaard gaat. Deze liggingsverandering van de baarmoeder kan een belemmering zijn voor de bevruchting. Wordt de vrouw toch zwanger, dan richt de baarmoeder zich bijna steeds vanzelf op. Indien dit niet gebeurt ontstaan er ernstige blaas- en defaecatiestoornissen en komt het zonder behandeling tot een miskraam. De retroflexie kan met de hand opgeheven worden, waarna de baarmoeder op haar plaats wordt gehouden door een ring (pessarium), hetgeen in het algemeen voldoende is; bij ernstige klachten echter dient een operatie overwogen te worden.

Onder verzakking (prolaps) verstaat men het geheel of gedeeltelijk uitzakken van baarmoeder en schede, zodat deze organen hetzij spontaan, hetzij na persen in de vulva zichtbaar worden. Daar zij steeds een gevolg is van het verslappen der steungevende weefsels, komt zij meest voor op oudere leeftijd en bij vrouwen, die veel gebaard hebben. Ook scheuren, die bij de bevalling ontstaan en niet of slecht gehecht zijn, kunnen de oorzaak zijn. De vrouwen klagen over vage pijn in de onderbuik, blaas- en defaecatiestoornis en een „verzakkingsgevoel”. In lichte gevallen komt men uit met een ring (pessarium) om de verzakking op te heffen. Pas indien dit niet voldoende helpt, gaat men tot operatie over.

Een lichte, witte afscheiding uit de schede, is bij volwassenen normaal. Is de afscheiding overvloedig geel, met bloed gemengd of stinkend, dan spreekt men van witte vloed of fluor albus. De oorzaak hiervan is vrijwel altijd een ontsteking van vulva, schede of baarmoeder. Bij slappe meisjes komt een fluor albus voor, die helder wit is en geen behandeling behoeft, daar zij vanzelf geneest bij aansterken.

Onder invloed van menformon wordt glycogeen opgehoopt in de oppervlaktecellen van de schede. Deze cellen worden regelmatig afgestoten; het glycogeen wordt door bacillen van Döderlein, die zich steeds in de schede bevinden, omgezet in melkzuur. Door deze zuurgraad worden ziektekiemen en andere verontreinigingen vernietigd, zodat niet gemakkelijk infectie ontstaat. Het infectiegevaar wordt pas groter indien zeer krachtige bacteriën optreden of wanneer door één of andere oorzaak het melkzuurgehalte afneemt.

Infecties van de geslachtsorganen kunnen in de eerste plaats veroorzaakt worden door geslachtsgemeenschap. Bij lues* ontstaat een zweer, die vaak onopgemerkt blijft en langzamerhand geneest. Gonorrhoe* breidt zich steeds verder uit: ontsteking van de baarmoedermond is gekenmerkt door een heftige gele fluor; ontsteking van de eierstokken (salpingitis) begint plotseling met hevige pijn in de onderbuik en hoge koorts. Later kan ook het buikvlies zijn aangedaan. Een infectie kan eveneens ontstaan na een bevalling of miskraam (speciaal de opzettelijk veroorzaakte), waarbij een ernstige ziektetoestand optreedt. Tuberculose kan ook in de vrouwelijke geslachtsorganen zetelen en een chronische salpingitis veroorzaken. Alle ontstekingen van eierstok en eileider geven na genezing van de eigenlijke ziekte vaak menstruatiestoornissen, steeds weerkerende pijnaanvallen in de onderbuik en steriliteit, daar door littekenvorming de holte in de eileider wordt afgesloten.

De geslachtsorganen kunnen de zetel zijn van de meest verschillende goed- en kwaadaardige gezwellen. Carcinomen van de baarmoeder komen vooral voor na het climacterium en veroorzaken onregelmatig bloedverlies. De diagnose kan met zekerheid gesteld worden, wanneer bij proefuitsnijding, proefcurettage of vaginale uitstrijkpraeparaten kankercellen gevonden worden. De behandeling bestaat in operatie of bestraling.



Myomen
zijn typisch goedaardige gezwellen van de baarmoeder; zij bestaan uit spierweefsel en komen vooral voor op middelbare leeftijd. De eerste klacht is meest een pijnlijke, overvloedige menstruatie. Bij ernstige klachten gaat men tot operatie over. Typische eierstoktumoren zijn de cysten, die grote afmetingen kunnen aannemen en steeds verwijderd dienen te worden met het oog op de mogelijke kwaadaardige degeneratie.



Poliepen
komen voor in de baarmoederhals en geven aanleiding tot ongeregeld bloedverlies. Aan de huid van de vulva neemt men soms een aantal kleine gezwelletjes waar (spitse condylomen), die op chronische irritatie berusten. Gonorrhoe is vaak, maar niet altijd de oorzaak hiervan. Veel voorkomende zwellingen aan de vulva berusten op de ontstekingen en cysten van de klieren van Bartholinus.

Afzonderlijk moet nog worden genoemd het vaginisme, dat ontstaat door psychische conflicten; door kramp van de spier rondom de ingang van de schede is de coïtus onmogelijk. Een psychiatrische behandeling ligt voor de hand; deze duurt echter lang en heeft niet steeds succes; vaak wordt derhalve de spier doorgesneden, zodat kramp onmogelijk is.

Aangeboren misvormingen zijn zeldzaam en daarom van weinig practisch belang. De geslachtsorganen kunnen geheel of gedeeltelijk ontbreken. Verdubbeling van baarmoeder en schede worden het eerst ontdekt door pijnen bij de menstruatie, evenals afwijkingen van het maagdenvlies (hymen). Pseudohermaphroditisme, een vormafwijking van de uitwendige geslachtsorganen komt bijna nooit voor (z verder maandstonden en steriliteit).

A. WESSELIUS—DE CASPARIS

(2, huisdieren). Hieronder verstaan we alle ziekten en afwijkingen van het vrouwelijk geslachtsapparaat, voor zover deze niet direct met de zwangerschap, bij de dieren meestal dracht genoemd, en met de geboorte of het eerste tijdperk daarna, in verband staan. Tot de gynaecologie behoort ook het vraagstuk van de onvruchtbaarheid, dat vooral bij onze landbouwhuisdieren, van economisch standpunt bezien, zulk een bij uitstek belangrijk probleem is.

In de geslachtelijke cyclus van de dieren is de bronst* of oestrus het voornaamste gebeuren. Onder pathologische omstandigheden kan de duur van de bronst sterk verlengd zijn, het Graafse blaasje barst dan niet, het eitje komt niet vrij, er onstaan zgn. eierstokcysten, die voortdurend hormon afgeven. Men spreekt dan van nymphomanie. In veehouderskringen wordt bij koeien gesproken van brulziekf omdat koeien die aan nymphomanie lijden, dikwijls loeien en dit loeien op brullen lijkt. Ook wordt van bandeloosheid gesproken. Deze laatste benaming slaat op het feit, dat de zgn. banden, dit zijn sterke peesstroken, die van de staartwortel naar de zitbeensknobbel lopen, bij deze dieren verslapt zijn.

Bij de kleine huisdieren is nymphomanie het meest bekend bij de kat, al moet hierbij opgemerkt worden, dat bij sommige rassen dit euvel eigenlijk nog als physiologisch is te beschouwen, zoals bij de Siamese kat.

Het tegenovergestelde van nymphomanie is anaphrodisie. Dit is de toestand, waarbij de dieren helemaal niet bronstig worden. Hiervoor kunnen tal van oorzaken verantwoordelijk zijn. Als oorzaken in het ovarium kennen we cysten, die geen hormon afscheiden. Verder komt voor een persisterend geel-lichaam of corpus luteum. Normaal verdwijnt dit tijdens de geslachtelijke cyclus of tijdens of na de dracht, maar onder bepaalde omstandigheden kan het gele lichaam bestaan blijven. Een van de functies van het gele lichaam is de rijping van nieuwe eicellen tegen te houden.

Een tussenvorm is de zgn. stille bronst. Hierbij rijpt wel een eicel en waarschijnlijk barst deze ook wel, maar verder zijn er geen duidelijke verschijnselen, althans niet voor het oog van de mens. Het mannelijke dier onderkent deze bronst veelal wel. Vooral tijdens de staltijd komt deze stille bronst voor bij de grote huisdieren. Aandoeningen van de eileiders zijn bij onze huisdieren zeldzaam, hoewel sommige auteurs eileiderontstekingen als oorzaak van onvruchtbaarheid noemen.

In tegenstelling hiermee komen zeer veel ontstekingsprocessen van de baarmoeder voor. In vele gevallen ontstaat een baarmoederontsteking in aansluiting op het werpen, door een infectie met verschillende soorten etterbacteriën, die daarna chronisch wordt. Dikwijls is een abnormaal verloop van de geboorte een inleidende oorzaak.

De aandoeningen van de baarmoeder vertonen vaak haar afspiegeling op de baarmoedermond en baarmoederhals; als zelfstandige afwijkingen zijn ze van betrekkelijk weinig belang. Van veel groter belang zijnde schede-ontstekingen. Bij alle diersoorten, maar speciaal bij het rund, komen deze voor. De anatomische afwijkingen zijn betrekkelijk gering en de dieren hebben zelf weinig hinder van deze aandoeningen, maar van het voortplantingsproces zijn ze meestal uitgesloten. De verwekkers van deze ontstekingen zijn nog niet alle ontmaskerd, maar wel is bekend, dat een aantal van hen bij de paring, het dekken, door het mannelijke dier kunnen worden overgebracht en zo in sterke mate worden verbreid.

PROF. DR G. H. TEUNISSEN

Lit.: H. Hetzel, Die Unfruchtbarkeit der Haussäugetiere (1940); Küst en Schaetz, Fortpflanzungsstörungen der Haustiere (1949).

< >