Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

GRONINGER RICHTING

betekenis & definitie

ook Groninger School of Evangelische Richting genoemd, Nederlandse Protestants-theologische stroming uit de eerste helft van de 19de eeuw. Haar voormannen waren L.

G. Pareau*, J. F. van Oordt*, vooral P. Hofstede de Groot*, W. Muurling*, E. J.

Diest Lorgion, leden van de faculteit der godgeleerdheid te Groningen sedert ca 1830, de predikanten G. H. van Herwerden, M. A. Amshoff, L. Schukking, e.a. Zij gevoelden zich niet bevredigd door de traditionele orthodoxie, die van doctrinaire aard was, zochten de bron van het geloof in het godsdienstig gevoel, bestudeerden vooral het N.T., richtten in 1835 het gezelschap „Waarheid in Liefde” op en gaven van 1837-1872 een tijdschrift onder dezelfde naam uit.

De wijsgerige grondslag van deze Groninger theologie was te danken aan de Utrechtse Ghristelijk-platonische filosoof Ph. van Heusde*, van wie velen hunner leerling waren. Een school of partij wilden zij niet vormen, omdat zij dit in strijd achtten met aard en roeping der theologie, maar de practijk kwam er toch op neer. Liever spraken zij zelf van „Evangelische en Nederlandse theologen”, hetgeen als pretentieus beoordeeld is; „Nederlands” omdat zij de lijn van Wessel Gansfort en Erasmus meenden voort te zetten. Hun theologie was supranatureel en vooral christocentrisch; zonder met de twee-naturenleer in te stemmen, noemden zij Christus: God in menselijke gedaante of goddelijk mens, in de éne goddelijke of geestelijke natuur, die volgens hen aan God en mens eigen is; Christus is het volkomen beeld Gods (perfecta imago Dei), en middelpunt der theologie is niet de leer maar de Heer, in wie God de mensen opvoedt tot hun bestemming, hem steeds meer gelijk te worden. Verschillende leerstukken lieten zij vallen, beperkten de praedestinatie tot de electie, leerden de wederherstelling (apokatastasis) aller dingen, vatten Jezus* dood op als de openbaring zijner volmaaktheid en der zondigheid van de mensen, en dit alles onder het gezichtspunt van de zaligmakende liefde Gods. Zij waren tegen leertucht.

In 1834 en 1835 trachtten Hervormde lidmaten en theologen door het zenden van adressen aan de Synode hen tot buigen voor de letter der Formulieren van Enigheid te dwingen, in welke kerkrechtelijke en leertuchtelijke strijd zij standhielden, ook na het bekende „Adres (der zeven Haagse heren o.w. Groen van Prinsterer en Capadose) aan de Algemene Synode der Ned. Herv. Kerk over de Formulieren, de academische opleiding der predikanten, het onderwijs en het kerkbestuur”, van 1842. Groningse studenten en gemeenteleden toonden hun in deze periode op ondubbelzinnige wijze hun aanhankelijkheid. Ook buiten Groningen bezette de Groninger richting, behalve vele kansels, academische leerstoelen; bovendien ontstond in 1867 een tweede tijdschrift: Geloof en Vrijheid (tot 1915).

Aangezien haar theologie in critische zin halfslachtig bleef, verloor zij op den duur veel invloed aan de modernen, minder mild, maar meer doordacht. Na Wereldoorlog I bleek haar betekenis te tanen. Sedert 1928 is dr G. G. Wagenaar een tijdlang bijzonder hoogleraar te Groningen vanwege de Evangelische Vereniging geweest.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Lit.: P. HofstededeGroot, De Gron. godgeleerden en hunne eigenaardigheid (1855); Vijftig jaren in de theologie (1872); J. B. F. Heerspink, De godgeleerdheid en hare beoefenaren a. d. hoogeschool te Gron. (II, 1875); D. Chantepie de la Saussaye, La crise religieuse en Hollande (1860); G.

Sepp, Proeve eener pragmatische gesch. der theol. in Ned. v. 1787-1858 (3de dr. 1869); J. Huizinga, De Gron. richting in: Academia Groningana, Gedenkboek (1914; ook: De Gids, 1914, dl 3, blz. 165-191); K. H. Roessingh, De mod. theologie in Ned., hare voorbereiding en eerste periode (1914; verzam. werken, I, blz. 1-182); Th. L. Haitjema, De richtingen in de N.H.K. (1934); J.

Reitsma, J. Lindeboom, Gesch. van de Hervorming en de Hervormde Kerk der Nederlanden (5de dr., 1949).

< >