Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

GRONDBEDRIJF, Gemeentelijk.

betekenis & definitie

Met de benaming Grondbedrijf pleegt men aan te duiden een gemeentelijke tak van dienst, belast met het verwerven en bouwrijp maken van gronden, alsmede met het in exploitatie brengen daarvan, hetzij door verkoop of door uitgifte in erfpacht van bouw- en industrieterreinen.

Dat de stedelijke overheid zich geroepen voelt de exploitatie van de voor stadsuitbreiding in aanmerking komende gronden ter hand te nemen, is geen verschijnsel van de laatste tijd. Reeds in de tweede helft van de 16de eeuw valt in verscheidene steden een actieve grondpolitiek van de overheid te constateren, welke met die van thans punten van overeenstemming vertoont. Aanleiding daartoe was als regel de aanleg van nieuwe verdedigingswerken in plaats van de verouderde middeleeuwse muren en poorten. De binnen de nieuwe wallen overblijvende grond werd veelal door het stadsbestuur verkaveld volgens een tevoren beraamd plan, waarna de bouwterreinen werden verkocht. De 16de- en 17de-eeuwse uitbreidingen van Amsterdam bieden daarvan de meest sprekende voorbeelden.

Van deze grondtransacties van het stadsbestuur werd destijds niet een zodanige boekhouding gevoerd, dat van een „grondbedrijf” in administratieve zin kon worden gesproken. Toen na de 18de eeuw en de eerste helft van de 19de eeuw, welke een periode van consolidatie en stilstand vormden, vele Nederlandse steden opnieuw uit haar omwallingen gingen groeien, nam de overheid als regel ten opzichte van de grondpolitiek het bij de tijd passende liberale standpunt in.

De hierdoor in vele steden zich openbarende ongebreidelde stadsuitbreiding wekte in tweeërlei opzicht reacties. In de eerste plaats ontstond de wens om de door de stadsuitbreiding veroorzaakte waardevermeerdering van de grond aan de stad ten goede te doen komen en de speculatie in bouwterrein te beperken. In de tweede plaats uitte zich het streven om de aard van de bebouwing en het gebruik daarvan langs privaatrechtelijke weg te regelen, omdat voldoende publiekrechtelijke middelen ontbraken.

De huidige gemeentelijke grondbedrijven hebben hieraan hun ontstaan te danken.

Voor een meer bedrijfsmatige administratie van het voor de stadsuitbreiding bestemde grondbezit heeft Amsterdam in 1904 met betrekking tot een bepaald complex gemeentegronden het voorbeeld gegeven, later gevolgd door andere grote en kleinere gemeenten.

Voor het beheer en de administratie van deze gronden werden in vele gemeenten „grondbedrijven” in het leven geroepen.

In verschillende gemeenten wordt, met toepassing van art. 252 der Gemeentewet, de boekhouding van het bedrijf afzonderlijk gevoerd.

Het bedrijf heeft als afzonderlijke gemeentedienst dan een eigen begroting, terwijl jaarlijks de financiële resultaten in een balans en een verlies- en winstrekening worden vastgelegd. In die gemeenten, waar dit niet is geschied, worden de resultaten verantwoord binnen het kader van het algemeen gemeentebudget, waarbij aan de hand van een extra comptabele commerciële boekhouding een inzicht in de financiële resultaten van de grondexploitatie kan worden verkregen.

MR W. DONATH

< >