of sgraffitto (eigenl. sgrqffiato van sgrqffidre = krabben), is de naam van een in Italië uitgevonden versiering op muren in de Renaissance (16de eeuw) veel toegepast als wandversiering. Op een zwarte grond, bestaande uit kalk, zand en zwarte koolstof wordt een dunne laag lichte kalkbrij aangebracht.
Dan wordt, zolang de bovenlaag nog nat is, deze met een stalen stift en spatel zodanig weggekrabd, dat het ornament of de tekening wit op donkere grond of omgekeerd, donker op wit te voorschijn komt. De meeste oude graffito’s zijn verloren gegaan, sommige zijn bewaard gebleven, o.a. in Florence, Siena, Rome. Ook in Duitsland en Silezië vindt men nog graffito’s uit de 16de en 17de eeuw. In de laatste tijd is dit kunstprocédé wederom in toepassing gebracht.
In plaats van de zwarte grond wordt ook wel de gewone kalkkleur, het grijsgrauw, als ondergrond gebezigd, in welk geval een effect verkregen wordt ongeveer als damast. Om tegen het weer beveiligd te zijn, moet het graffito in mortelkalk worden uitgevoerd, die van vreemde, d.w.z. metaaldelen vrij is. Ook in de ceramiek (Majolica) werd de graffitotechniek toegepast. Op de roodachtige of bruine kleilaag, werd een dunne witachtige gelegd (engobe), waarop men óf schilderde, óf de tekening uitkrabde, zodat de donkere kleur van de klei (onderlaag) door de witte, dekkende laag naar voren kwam.
Daarna werd alles met transparante of kleurloze of lichtstrokleurige loodglazuren bedekt. Dit loodglazuur was soms amber-geel of amber-bruin, door toevoeging van ijzer-oxyde, of ook wel groen van kleur door toevoeging van koperoxyde. De tekening werd soms uitgekrast, voordat het glazuur er op gebracht werd, of werd er opgebracht in pigmentkleuren. De op deze wijze versierde majolica werd speciaal vervaardigd in verschillende plaatsen van Noord-Italië.