Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GRAALROMANS

betekenis & definitie

is de naam voor die middeleeuwse Britse romans, waarin de graalsage behandeld wordt. Onder graal (Lat.: gradalis, gradale: een grote, weinig diepe schotel, die in afzonderlijke vakken verschillende kostelijke spijzen bevatte, maar slechts bij ryke lieden op tafel kwam), Oudfrans graal, greal, Provencaalsch grazal, verstaat men een mystiek voorwerp, dat zijn bezitter materieel en geestelijk heil verschaft, maar alleen bestemd is voor de volkomen reine held.

De oorsprong der sage ligt in het duister; men heeft haar willen terugvoeren op een oude Oosterse agrarische ritus, of afleiden uit Keltische traditie, of eindelijk haar een Christelijke oorsprong toegekend. Als in de middeleeuwen de sage in de literatuur optreedt, is zij geheel van Christelijke geest vervuld. De graal is dan de schaal, waarin Jezus doopte, toen Judas hem verraden wilde (Mattheus 26 : 23); daarom bezat zij ook later als het symbool van de Verlosser de macht reinen van onreinen te onderscheiden.Jozef van Arimathea heeft daarin, volgens het verhaal, het bloed van de Gekruisigde opgevangen en de schaal onder zijn bescherming genomen; zijn opvolgers brengen haar naar het Westen, waar zij lange tijd verborgen blijft, tot haar laatste uitverkoren beschermer, Perceval, komt en naar haar gebruik vraagt. De sage vindt men het eerst in Frankrijk in de tweede helft der 12de eeuw poëtisch bewerkt in de roman in verzen van Robert de Boron uit Franche-Comté. Deze maakte voor het eerste gedeelte van zijn vertelling gebruik van het apocriefe Nicodemusevangelie en van de Vindicta Salvatoris, terwijl hij in het tweede en derde deel (Merlin, Perceval) de verdere lotgevallen van de Graal en zijn bewakers met Merlin, Arthur en de Bretonse held Perceval als de Graalzoeker, in verband bracht (Le Roman du Saint Graal, uitgegeven door Fr. Michel, 1841).

Daarnaast staat de onvoltooide roman van Chrétien de Troyes, die onder de naam Conté del Graal (ca 1190) bekend is. Hoe de verhouding tot het werk van De Boron is, laat zich niet met zekerheid zeggen; maar de sage vertoont hier een geheel andere vorm: de graal heeft hier het karakter van een heilige relikwie, die in een verborgen kasteel wordt bewaard, terwijl hier bovendien een verbinding met de Arthur-sage is tot stand gekomen doordat de twaalf ridders van de Tafelronde in de opsporing van de Graal betrokken worden. Hoe ten slotte Perceval de graal vindt, is niet bekend, daar Chrétien het epos niet heeft beëindigd, maar deze vraag bleef de geesten bezighouden en in de 13de eeuw zijn verschillende oplossingen daarvoor gegeven, allereerst door de voortzetters van het werk van Chrétien, later in prozaromans zoals de Grand Saint Graal van ca 1200 en in verschillende romans over de Queste del S. Graal d.i. het zoeken van de H.

Graal. Hier werd in plaats van Perceval Galaad, een zoon van Lancelot de uitverkoren Graalzoeker. In de Duitse literatuur verschijnt de sage van de Heilige Graal het eerst bij Wolfram von Eschenbach, wiens bron Chrétien’s fragmentarisch werk was, waarom Wolfram, om de gapingen in zijn verhaal aan te vullen, als tweede bron een zekere Guyot of Kyot gebruikte, van wie de Franse overlevering niets weet. Of deze bron een fictie is, weet men niet met zekerheid; men neigt tegenwoordig tot de opvatting, dat deze dichter nooit heeft bestaan, maar slechts moet dienen om een vinding van Wolfram te maskeren.

In deze vinding heeft men waarschijnlijk Oosterse invloed te zien, wellicht onder invloed van bronnen, hem door Tempeliers verschaft. Volgens een Grazer geleerde dr Sutschek is de voornaamste van deze bronnen het grote Perzische heldenepos Barzuname, waarin sprake is van een aan de God Ahura gewijde meteoorsteen. Bij Wolfram is de Graal een edelsteen, die engelen in overoude tijden op de aarde gebracht en aanvankelijk zelf beschermd zouden hebben; daarna komt hij onder de hoede van een vereniging van uitverkoren ridders, die onder een koning staan en hem in een tempelvormige burcht op de MontSalvat bewaakten en vereerden. Later, ca 1270, wordt de Graalsage behandeld in de Titurel van Von Scharffenberg (ca 1270), in Die Krone van Heinrich von dem Türlin (ca 1220) en in de Parzifal van Wisse en Golin (1331-1336).

Wagner heeft het motief, in de oude vorm van avondmaalskelk, in zijn Parsifal behandeld. In de middelnederlandse literatuur vinden wij het motief in de romans van Lancelot en Moriaen en in Maerlant’s Historie van den Grale en zijn Merlijn.

Lit.: Birch-Hirschfeld, Die Sage vom Gral (1877); G. Paris, Perceval et la légende du St. Graal (1883); A. Nutt, Studies on the legend of the holy Grail (1888); R.

Heinzel, Ueber die französischen Gralromance (1891); E. Wechssler, Die Sage vom heiligen Gral (1898); Jessie L. Weston, The Legend of Sir Perceval (1906-1909); L. v. Schroeder, Die Wurzeln der Sage vom heiligen Gral (Sitz-ber.

Akad., Wien 1911); V. Junk, Gralsage und Graldichtung des Mittelalters (Sitz-ber. Akad., Wien 1912); A. Panphilet, Étude sur la Queste de S.

Gr. (1921); W. Golther, Parzeval und der Gral (1925); M. Wilmotte, Le poème du Graal (1933) Een overzicht van de Duitse graalliteratuur bij J. G.

Daniels S.J., Wolframs Parzival, S. Johannes der Evangelist und Abraham Bar Chija (1937). Voor de nieuwste algemene oriëntatie over het onderwerp zie men A. C.

L. Bi own, The origin of the Grail Legend (1943).

< >