Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

COLORADOKEVER

betekenis & definitie

Leptinotarsa decemlineata Say, behoort tot de grote familie Chrysomelidae. Evenals vele andere haantjes heeft hij ongeveer de vorm van een lievenheersbeestje, is echter groter: 9-11 mm, en gemakkelijk kenbaar aan de tien overlangse strepen, die over de gele dekschilden lopen.

Kop en halsschild zijn meer oranje en dragen zwarte vlekken, de poten zijn geel met zwarte uiteinden en de onderzijde van het lichaam is zwart. De eieren, die in groepen van 20-70 op de onderzijde van de bladeren der voedselplant gelegd worden, zijn oranjegeel tot oranje-rood. De larven, die, pas uit het ei, 1,5-2 mm lang zijn en in volwassen toestand 11-12 mm, zijn vleeskleurig, vlak voor de verpopping oranje. Kop, poten en twee rijen vlekken op iedere zijde van het lichaam zijn zwart.

Kever noch larve kunnen met enig ander inlands insect verwisseld worden indien men aan deze beschrijving vasthoudt.Het oorspronkelijke vaderland van de Coloradokever was het Z.W. van de V.S., waar hij op een wilde Solanacee, Solarium rostraturn, leefde. Vandaar breidde hij zich in de 18de eeuw met zijn voedselplant noordwaarts uit tot in de staten Colorado en Nebraska, waar hij ontdekt werd. De „goldrush” op Californië van 1845-1850 bracht uitbreiding van de aardappelcultuur westwaarts mede en zo kwam de kever ten slotte in contact met een nieuwe voedselplant waar hij zich uitstekend op thuis bleek te voelen. Hij breidde zich nu snel oostwaarts uit, zodat in 1880 practisch reeds alle aardappelverbouwende gebieden der V.S. bereikt waren.

In 1877 werd hij voor de eerste maal in Europa aangetroffen en wel te Mülheim a.d. Rijn en Torgau in Saksen, waar hij tien jaar later nog eens zou optreden. Deze haarden konden echter radicaal worden opgeruimd, evenals twee haarden in de buurt van Hannover in 1914 en 1934 en twee in de omgeving van Tilbury bij Londen in 1901 en 1933.

Intussen moet hij echter kort na Wereldoorlog I vaste voet hebben gekregen in de omgeving van Bordeaux, waar hij, toen hij in 1922 ontdekt werd, reeds een areaal van 250 km2 bleek te bezetten. Van daar is de verspreiding, ondanks alle bestrijding, onophoudelijk verder gegaan, zodat nu Frankrijk, België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Polen, Tsjechoslowakije, Zwitserland, Spanje en Italië en ook Engeland definitief de Coloradokever herbergen.

In Nederland werd hij in 1937 voor de eerste maal gevonden, maar kon toen nog gedurende een reeks van jaren, ondanks regelmatige infiltratie uit België, radicaal onderdrukt worden, totdat in de zomers van 1944 en 1945 door de oorlogsomstandigheden de bestrijding spaak liep. Tot 1943 waren telkens slechts verspreide haarden ten Z. van de grote rivieren gevonden, thans komt hij in het Z., midden en O. algemeen voor, slechts in Noordholland, Friesland en het N. van Groningen niet of nauwelijks.

De levenswijze is, althans in Nederland, in het kort als volgt: De volwassen kever overwintert in de grond, op een diepte van 15-40 cm en kan de vorst zeer goed verdragen. In de loop van Apr.-Juni komt hij, zodra de temperatuur een bepaalde hoogte heeft bereikt, te voorschijn, en begint dan dadelijk weer aan de jonge aardappelplanten te knagen. Na enige dagen heeft de paring plaats en daarna begint het wijfje met eierleggen, welke bezigheid zij tot in Aug. kan voortzetten. Het totaal aantal der door één wijfje gelegde eieren bedraagt 400-800, soms nog meer, maar is steeds zeer afhankelijk van de weersomstandigheden, evenals de gehele ontwikkeling.

De larven voeden zich geheel met aardappelloof en maken drie vervellingen door. De totale duur van het larvale leven varieert van 13-28 dagen; de verpopping heeft plaats in de grond en de duur van het popstadium bedraagt 8-14 dagen. De dieren van de zomergeneratie kunnen nu dadelijk weer paren en met eierleggen beginnen, dan wel zich ingraven om een zomerrust in te gaan, die in de herfst zonder onderbreking overgaat in de winterslaap. Volgens de onderzoekingen van dr J. de Wilde gebeurt dit ten minste met 50 pct der kevers.

De dieren, die actief blijven kunnen nog een herfstgeneratie vóórtbrengen, maar daar de ontwikkelingsduur der individuele kevers zeer ongelijk is, is het niet mogelijk in de herfst van een bepaalde kever uit te maken tot welke generatie hij behoort.

De door de Coloradokever aan onze aardappelteelt berokkende schade is tweeledig, nl. direct en indirect. De directe schade, veroorzaakt door de vreterij van kevers en larven is, onder onze klimaatsomstandigheden, met doelmatige bestrijdingsmiddelen zeker tot een minimum terug te brengen en bestaat dan nog slechts in een verhoging der productiekosten; belangrijke vernietiging van het gewas behoeft hier niet voor te komen. Veel erger is dan ook de indirecte schade, veroorzaakt doordat landen, die nog geen Coloradokever herbergen, of zulks voorwenden, door quarantainemaatregelen de invoer van tal van land- en tuinbouwproducten beletten. Het is juist met het oog op dit laatste gevaar, dat van 1937 tot 1943 zulk een verbeten strijd tegen de Coloradokever is gevoerd, een strijd, die aan rijk en telers ƒ 10 000 000 heeft gekost.

Nu het kwaad echter eenmaal geschied is en de verbreiding van de Coloradokever voor geheel West-Europa een feit is, is de bestrijding internationaal geregeld en wel wil men trachten langs de grenzen in ieder land een strook van 20 km weer Coloradokevervrij te maken ten einde vervolgens de kever in kleinere gebieden te kunnen uitroeien. Of dit gelukken zal is echter, mede gezien de zwermlust van deze dieren, zeer te betwijfelen. Dit neemt niet weg, dat toch de bestrijding in Nederland met kracht dient te worden voortgezet. Al sedert 1934 waren wettelijke maatregelen genomen om de bestrijding desnoods onder dwang te kunnen uitvoeren en in 1947 is een geheel nieuwe „Coloradokeverwet” in werking getreden tot regeling van de bestrijdingsplicht.

Als bestrijdingsmiddel komen behalve het klassieke calciumarsenaat, dat zeker zeer effectief is, vooral in aanmerking de moderne organische contactgiften, die DDT of HCH bevatten. Deze kunnen dan gestoven of gespoten worden, het laatste eventueel samen met de Bordeaux’se pap tegen de aardappelziekte. Het aantal in de handel aangeboden preparaten loopt thans al in de honderden.

Elke bestrijding is echter hetzij onnodig kostbaar, hetzij zelfs geheel ineffectief indien zij niet plaats vindt op grond van nauwkeurige kennis der phaenologie van de kever. Vandaar, dat de ontwikkelingsgang van de Coloradokever onder onze klimaatsomstandigheden reeds gedurende jaren het onderwerp uitmaakt van een exact onderzoek, dat plaats vindt voor rekening van het Min. van Landbouw en Visserij.

DR G. BARENDRECHT.

< >