(Phragmites Trin), plantengeslacht uit de familie der Gramineeën met 3 soorten, hoge waterlievende planten met brede bladeren en sterk vertakte pluimen met meerbloemige aartjes, waarin de onderste bloem mannelijk is, de andere bloemen 2-slachtig zijn.
In Nederland wordt het vertegenwoordigd door de cosmopolitische P. communis Trin, het gewone riet, een zeer algemene oever- en moerasplant met een kruipende wortelstok, 1-4 m hoge en 1 cm dikke knopig gelede stengel, grijsgroene stijve tot 5 dm lange en 5 cm brede bladeren met een door haren vervangen tongetje en een 2-5 dm lange, na de bloei samengetrokken pluim met meest zwart-violette 3-7-bloemige aartjes met korte kelkkafjes en kale toegespitste onderste kroonkafjes, waarvan de as onder de 2-slachtige bloemen met lange zijdeachtige haren bezet is, die aan de pluim tijdens de bloei een zilverachtige glans geven. De halmen leveren de grondstof voor matten en schuttingen, het dekken van schuren, hooibergen enz. en de pluimen dienen voor het vullen van matrassen. Verwant is het 6 soorten rijke geslacht Arundo L. met bijv. de mediterrane A. Donax L., het vingerdikke bijna 5 m hoge Pijlriet, dat voor gelijke doeleinden gebruikt wordt.