was volgens het bijbelse verhaal in Exod. 32 het beeld, dat de afvallige Israëlieten in de woestijn aanbidden terwijl Mozes op de berg der Wetgeving (Sinai) vertoeft. De oude Kanaänieten beschouwden de stier als het heilige dier waarop de onzichtbare godheid (Baäl) staande of rijdende gedacht werd.
De jonge stier of het stierkalf als het toonbeeld der mannelijke kracht werd ook door de bewoners van het noordelijke rijk van Israël sedert koning Jerobeam I (vgl. I Kon. 12 : 28) beschouwd als een afbeelding van de God van Israël en bij de heiligdommen van Bethel en Dan vereerd. In ons tegenwoordig spraakgebruik betekent ,,het gouden kalf aanbidden” hetzelfde als „de Mammon dienen”: de geldduivel huldigen.Lit.: W. F. Albright, From the Stone Age to Christianity (Baltimore 1946), p. 229 vlg.