Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bethel

betekenis & definitie

(Hebr. huis van God, Gods woning, Gods heiligdom) was een Israëlietische stad, gelegen 17 km ten N. van Jeruzalem aan de weg naar Sichem, vlak bij de grens van Efraïm en Benjamin, beheersend de bergpas van Michmas en Aï. Reeds in de patriarchenverhalen is Bethel bekend.

Het was een der eerste steden, die na de intocht door de Israëlieten werden veroverd, Jos. 12, 16, later toegewezen aan de stam Benjamin (Jos. 18, 22). In de geschiedenis van Israël is Bethel vooral in godsdienstig opzicht een merkwaardige plaats. Aan deze stad is de herinnering verbonden aan één van Abrahams altaren (Gen. 12 : 8), aan Jakobs wonderbare droom van de hemelse ladder en de op- en neergaande engelen (Gen. 28 : 11 vv.), aan de bevestiging van de naam Israël (Gen. 35 : 10), aan de tijdelijke opstelling van de ark des verbonds (Richt. 20 : 18, 26; 21 : 2), aan de stiercultus ingericht door koning Jeroboam (zie Dan), aan de prediking van Amos en Hosea (Hos. 4:15; 10 : 5; zie Beërseba), aan de Assyrische afgodendienst (2 Kon. 17 : 28) en aan de hervorming van koning Josias (2 Kon. 23 : 4, 15 vv.). In politiek opzicht wordt Bethel minder vermeld in de gewijde boeken: vgl. evenwel het rechterschap van Debora (Richt. 4:5) en de Makkabese oorlogen (I Mach. 9 : 50). Het tegenwoordige Beitin (Betin) is een dorpje met ca 250 inw., gelegen op een heuvel. In 1928 en 1934 werden aldaar door de Amerikanen opgravingen uitgevoerd.

Bethel komt ook als godsnaam voor, en heeft als zodanig een duister verleden. In de Joodse kolonie te Elephantine (Geb) in Zuid-Egypte worden Haram-bethel en ‘Anath-bethel vernoemd. Over een mogelijk verband tussen Bethel en betylos vgl. Revue Biblique (1936), dl XLV, blz. 117-118.PROF. DR J. COPPENS

Lit.: A. F. von Gall, Altisrael. Kultstätten (Giessen 1898); M. J. Lagrange, Etudes sur les Religions semitiques (Paris 1903); G. Westphal, Jahves Wohnstätten nach den Anschauungen der alten Hebräer (Giessen 1908); G.

Sternberg, in Zschr. des Dtsch. Palästina-Vereins (1915), blz. 1 vlgg.; A. Alt, Die Wallfahrt von Sichem nach Bethel, in Abhandl. d. Herder-Gesellschaft (Riga 1938). Over de godsdienst van de Joodse Elephantine-kolonie vgl. A.

Vincent, La religion des judeó-araméens d’Eléphantine (Paris 1937). Over de opgravingen vgl.: J. Simons, Opgravingen in Palestina tot aan de Ballingschap (586 v. Chr.) (Roermond 1935); A. G. Barrois, Manuel d’archéologie biblique (Paris 1939); CI. Kopp, Grabungen und Forschungen im Heiligen Land 1867-1938 (Köln 1939).