of Götz von, met de ijzeren hand, Rijksridder (Jagsthausen, in Wurtemberg 1480 - kasteel Homberg, aan de Neckar 23 Juli 1562), verloor bij de belegering van Landshut door een schot zijn rechterhand, die hij door een kunsthand van ijzer verving (1504). Zijn krijgshaftige geest zocht onophoudelijk gelegenheid om te vechten, zodat hij de vrede in het land verstoorde en twee keer door den keizer in de rijksban werd gedaan.
In 1519 hielp hij hertog Ulrichvan Wurtemberg tegen de aanvallen van de Zwabische Bond en verdedigde de stad Möckmühl met ongemene dapperheid, totdat gebrek aan levensmiddelen hem dwong, de stad onder voorbehoud van vrije aftocht over te geven. Waarschijnlijk niet door verraad, maar bij een uitval gevangen genomen, werd Berlichingen als gevangene naar Heilbronn gebracht. Hier bleef hij 3 \ jaar in gevangenschap, waarna Franz von Sickingen en Georg von Frundsberg hun pogingen, om voor losgeld zijn vrijheid te verwerven, met een gunstige uitslag bekroond zagen. Bijna twee jaren bracht hij nu rustig te Jagsthausen door; toen aanvaardde hij gedwongen in de Boerenopstand (1525) het opperbevel over de opstandelingen, maar nam weldra zijn ontslag en keerde terug naar genoemd kasteel. Niettemin werd hij van deelneming aan de opstand beschuldigd en twee jaar (1528-1530) te Augsburg gevangen gehouden, waarna hij, tegen de belofte, dat hij verder rustig op zijn goederen zou leven, verlof ontving, om terug te keren. Eerst in 1542 vergezelde hij den keizer naar Hongarije op een veldtocht tegen de Turken en in 1544 tegen Frankrijk. Aan zijn autobiografie — uitgegeven door Pistorius (1731; herdrukt door Leitzmann, 1916) en door Schönhuth (2de dr., 1919) — ontleende Goethe de stof voor het beroemde toneelspel, dat zijn naam draagt.Lit.: Pallmann, Der historische Götz v. B. (1894).