was tijdens de Middeleeuwen, inz. in Holland en Zeeland, een naam voor de jaarbede (zie bede).
In de Groninger Zijlvestenijen was „schot” de vaste term voor de bijdragen die van de ingelanden werden gevorderd voor aanleg en onderhoud der waterstaatswerken. In de zijlvestenijen werd het schot geheven naar „schotplichtig” grondbezit. In de 16de eeuw werd de benaming — bij overdracht — ook gebruikt voor andere belastingen, geheven naar andere grondslag. Men treft dan namen aan als Lammerschot of Koeschot.