Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GIRAFFEN

betekenis & definitie

(Giraffidae) is de naam van een familie herkauwende Evenhoevigen (Artiodactyla). De echte giraffen onderscheiden zich door hun lange hals, kleine brede kop, lange dunne poten (met twee brede hoeven), vrij korte romp met aflopende rug (lichaamslengte 2,3 m; vóór 6 m, achter 3 m hoog), en een korte, dunne staart met lange pluim.

Het gebit is gekenmerkt door de grote afstand tussen hoektand en kiezen en door de tweedelige kroon van de hoektand. De huid is geelwit met regelmatige rijen donkerbruine of zwarte vlekken; kleur en tekening kunnen (afhankelijk van ras, sexe, ouderdom en individu) zeer uiteenlopen. Op het voorhoofd hebben beide sexen twee of drie (soms vijf) kleine, behaarde uitsteeksels, die als een rudimentair gewei beschouwd mogen worden.Giraffen leven tegenwoordig alleen in Afrika in het gebied tussen de Sahara en de Oranjerivier, in beboste steppen en savannen (het „Veldt” der Boeren), soms ook in laaggelegen bergwouden. Tot in de 6de eeuw leefden ze ook in N.W.-Afrika. Caesar bracht in 46 v. Chr. de eerste giraffe naar Europa.

Het voedsel bestaat vnl. uit bebladerde twijgen van de scherm-acacia, die met de lange, smalle tong en de lippen worden afgerukt. In dierentuinen krijgen ze, behalve verse (iepen)takken, ook klaverhooi, haver, brood, klipzout, enz. Om te drinken of om iets van de grond te grijpen, plaatsen ze hun voorpoten ver uiteen, zonder te knielen. Hun gewone gang is een telgang; hun snelheid is niet bijzonder groot.

Ze verdedigen zich met de voorpoten, waarmee ze zelfs een leeuw kunnen vellen. Vechtende hengsten slaan ook met de kop. Geluiden brengen ze, behalve misschien soms een zacht geblaat, niet voort. Het kalf wordt na een draagtijd van 15-151/2 maand geboren; het is. dan 2m hoog en groeit zeer snel.

De levensduur bedraagt ca 10, maximaal 28 jaren.

Men kent tegenwoordig slechts één soort (Girafa camelopardalis), gesplitst in een noordelijke (camelopardalis), met drie uitsteeksels, en een zuidelijke ondersoort (capensis) met twee uitsteeksels op het voorhoofd. Hierbinnen onderscheidt men nog verschillende rassen, waarvan vooral vermeldenswaard is de vorm reticulata, uit het gebied tussen Somaliland en N.-Kenya, die roodachtig bruin is, met een wit netwerk.

In 1900 werd in Belgisch Kongo de kleinere, verwante Okapi (Okapia johnstonï) ontdekt (lichaamslengte 2,3 m, schouderhoogte 1,8 m). Dit dier onderscheidt zich o.a. door een kortere hals. Het mannelijke dier is wat kleiner dan het vrouwelijke en heeft op het voorhoofd twee naar achter gerichte, behaarde uitsteeksels. Aan de top daarvan bevindt zich een klein onbedekt beenknobbeltje.

De hoofdkleur van de romp is fraai donker roodbruin, de buik bijna zwart. De okapi is een eenzelvig levend schemeringsdier uit de regenwouden in de stroomgebieden van de Ituri en de Semlika, dat zich voedt met bebladerde twijgen. Het kalf wordt in het voorjaar geboren. Levende okapi’s, zijn tot dusverre alleen in de dierentuinen van Antwerpen, Londen, Kopenhagen en New York te zien geweest.

DR A. SCHEYGROND

Lit.:E. RayLankaster, On Okapia, a new genus of Giraffidae, from Central Africa. Trans. Zool.

Soc. London, 16 (1902); G. J. Forsyth Major, On the okapi.

Proc. Zool. Soc. (London 1902), 2; J. Fraipont, Okapia.

Ann. Mus. Congo. Zool. (2) 1 (1907); E.

Ray Lankaster en W. G. R idewood, A monograph of the okapi (London 1910); M. de Rothschild en H. Neuville, Recherches sur l’okapi et les giraffes de l’Est africain.

Ann. Sc. Nat. Zool., 13 (1911); A.

E. Brehm, Tierlebei. 13, Säugetiere 4 (Leipzig Wien 1916); C. G. Schillings, Met flitslicht en buks (Arnhem 1925); B.

Laufer, The giraffe in history and art (Chicago 1928); G. G. Shortridge, The mammals of South West Africa, 2 (London 1934); I. Krumbiegel, Die Giraffe (Leipzig 1939); F.

Harper, Extinct and vanishing mammals of the old world (New York 1945).

< >