(Artiodactyla) is de naam van een orde van de zoogdieren met een even aantal tenen, waarvan de eindkootjes omgeven zijn door hoeven. De steunas van de ledematen valt tussen de 3de en de 4de teen, die ongeveer even sterk ontwikkeld zijn.
De 1ste teen ontbreekt, terwijl de 2de en de 5de gewoonlijk wat kleiner zijn.Het gebit bevat knobbelige of overlangs geplooide kiezen; de snijtanden en de hoektanden in de bovenkaak hebben neiging te verdwijnen. Het aangezichtsgedeelte van de schedel is t.o.v. de hersenschedel enigszins naar beneden gebogen. De maag is vaak samengesteld. Het zijn over ’t algemeen snelle lopers met lange poten. De jongen kunnen zeer spoedig de moeder volgen. De evenhoevigen leven in kudden en zijn ten dele dagdieren. Men onderscheidt twee onderorden, nl. de Nietherkauwers (Nonrwminantia of Neobunodontia), waartoe de varkens en de nijlpaarden behoren, en de Herkauwers (Ruminantia of Selenodontid), zoals de holhoornigen (runderen, schapen, geiten en antilopen), herten, giraffen en kamelen.
Lit.: A. E. Brehm, Tierleben, Säugetiere, dl 4 (Leipzig — Wien 1916).