Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GILGAMESJ

betekenis & definitie

was volgens de Babylonische mythologie de naam van een halfgod of heros, die in een ver verleden 126 jaar lang over de Zuidbabylonische stad Uruk of Erech zou hebben geregeerd. Zijn naam, die ook Gisjgimasj werd uitgesproken (de lezing Izdubar en de vereenzelviging met de bijbelse Nimrod berustte op een vergissing), doet denken aan de naam van de stad Gargamisj (Karkemisj) in Noord-Syrië en is wellicht niet van Sumerische, maar van Boven-Mesopotamische oorsprong.

Deze Gilgamesj is de held van het beroemdste en omvangrijkste epos der Babylonische literatuur (z Babylonisch-Assyrische taal en letterkunde). Dit heldendicht is het enige van de grote epische dichtwerken der wereldliteratuur, waarvan wij alle stadia der ontwikkeling gedurende ongeveer vijftien eeuwen kunnen nagaan. Uit de periode van het Nieuw-sumerische rijk, ca 2000 v. Chr., zijn een aantal min of meer zelfstandige Sumerische dichtwerken van een cyclus teruggevonden, waarvan Gilgamesj de held is.

Deze liederen werden door de grote Akkadische dichter aan de hand van één grondgedachte (het streven naar de onsterfelijkheid) tot een eenheid saamgesmolten en in de jongere taal bewerkt. Hiervan zijn grote stukken van de tweede, derde en tiende zang uit de periode omstr. 1700 v. Chr. teruggevonden; andere fragmenten, gedeeltelijk in het Hethietisch en in het Hoerrietisch, vond men in Klein-Azië (Bogaz-köy) uit de periode van ca 1400 v. Chr.; het grootste en meest samenhangend gedeelte van dit grootse dichtwerk, verdeeld in 12 zangen (elk in spijkerschrift geschreven op een klei tafel) is uit de bibliotheek van koning Assurbanipal uit Nineve (Koejoendjik) afkomstig (thans in het Brits Museum te Londen).

Het epos beschrijft in de eerste plaats de vriendschap tussen de sterke held Gilgamesj en de natuurmens Enkidoe en hun gemeenschappelijke tochten en avonturen, waarbij Gilgamesj de godin van zijn stad, Isjtar, beledigt.De godin weet zich te wreken, Enkidoe moet sterven; en Gilgamesj, door doodsvrees benauwd, trekt nu over de gehele aarde en zelfs door de diepten van de oceaan, om de plant te zoeken, die hem aan het noodlot van de dood zou doen ontsnappen. Op het eiland der zaligen ontmoet hij Oetanapisjtim, de wijze, die de onsterfelijkheid vond en deze doet hem het beroemde verhaal van de grote vloed, waaruit hij indertijd gered werd, welk verhaal (11de tafel van het epos) tot in bijzonderheden aan het bijbelse zondvloedverhaal (Gen. 6-9) doet denken. Het eind is resignatie; een slang ontrooft aan Gilgamesj de nauwelijks geplukte plant en hij moet leren, dat het eeuwige leven slechts voor de goden is weggelegd. Terecht heeft men Gilgamesj wel eens genoemd „de Babylonische Faust”.

Opvallend is, dat de dichter over de grote goden van zijn volk met een zekere minachting spreekt en de naam van de Oppergod Mardoek zelfs met stilzwijgen voorbijgaat. Reeds om deze reden mag men dit dichtwerk, ondanks de grote poëtische waarde en ondanks de invloed, die blijkt uit de buitengewoon verre verspreiding van verschillende motieven, niet zonder voorbehoud kenschetsen als „het nationale epos der Babyloniërs”.

PROF. DR F. M. TH.

DE LIAGRE BÖHL

Lit.: Nederlandse vertaling met toelichting door F. M. Th. d. L.

Böhl, Het Gilgamesj-epos (Amsterdam 1941); Idem, Het Gilgamesj-epos bij de oude Sumeriërs (in: Kernmomenten der antieke beschaving, Leiden, 1947, blz. 145-177); Idem, Het probleem van eeuwig leven in de cyclus en het epos van Gilgamesj (Meded. der Kon. Vlaamse Academie van Wetenschappen, IX/3, Antwerpen 1948); Idem, Die Fahrt nach dem Lebenskraut (in: Archiv-Oriënt., vol. XVII/3, Praag 1950). Beste editie van de oorspronkelijke tekst door R.

C. Thompson, The Epic of Gilgamish (Oxford 1930); dezelfde geleerde heeft de tekst ook zo letterlijk mogelijk overgebracht in Engelse hexameters (London 1928). Hoogduitse vertaling door A. Schott (Leipzig 1934); Franse vertaling door G.

Contenau (Paris 1939); Amerikaanse vertaling door A. Heidel (Chicago 1946). De invloed van het epos vooral ook op de bijbelse verhalen werd schromelijk overschat in het omvangrijke werk van P. Jensen, Das Gilgamesch-Epos in der Weltliteratur (dl I, Strassburg, 1906; dl II Marburg 1929)

< >