Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GEZICHTSVELD

betekenis & definitie

Indien men zich om het oog een bol-oppervlak gebracht denkt, waarvan het oog, of nauwkeuriger gezegd het knooppunt van het oog het middelpunt vormt, dan is dat deel van het bol-oppervlak, dat gelijktijdig door het stilstaande oog kan worden overzien het gezichtsveld van dat oog. Afstanden tussen punten in dit gezichtsveld worden gemeten in gezichtshoeken, d.w.z. door bepaling van de hoek die de verbindingslijnen van deze punten met het knooppunt van het oog onderling vormen.

Men bepaalt de grenzen van het gezichtsveld door een proefobject langs een werkelijke of denkbeeldige gezichtsveldbol te laten bewegen, terwijl de proefpersoon voortdurend hetzelfde punt van de gezichtsveldbol fixeert. Men noemt dit onderzoek perimetrie. Voor de oogheelkundige toepassing er van is een groot aantal instrumenten, zgn. perimeters, geconstrueerd.

De uitbreiding van het normale gezichtsveld is in hoge mate afhankelijk van de helderheid van de achtergrond, het contrast van proefobject en achtergrond, de afmetingen en de kleur van het object. Onder gunstige condities kan men voor een wit proefobject de volgende waarden aangeven: buiten 93°, binnen 62°, beneden 76°, boven 69° (alle waarden gemeten in gezichtshoeken van het fixatiepunt af).

In het buitenste deel van het gezichtsveld is men niet in staat de kleur van een proefobject aan te geven. In de meer naar binnen gelegen delen van het gezichtsveld gelukt dit wel. De grenzen voor verschillende kleuren vallen niet samen. Zo ligt de grens voor kleurherkenning van een blauw object meer naar buiten dan die voor herkenning van een rood object.

Het totale gezichtsveld wordt gevormd door de combinatie van de gezichtsvelden voor beide ogen afzonderlijk. Dit zgn. binoculaire gezichtsveld is bij de mens niet gelijk aan de som van de beide monoculaire gezichtsvelden, want in het midden vallen de gezichtsvelden van beide ogen binnen een aanzienlijk gebied over elkaar. Bij die dieren, waarbij de ogen zijdelings in het hoofd zijn geplaatst (bijv. bij het konijn) is het gebied waarbinnen beide gezichtsvelden samenvallen veel kleiner, waardoor deze dieren een veel groter binoculair gezichtsveld hebben dan de mens.

In de practische oogheelkunde is de bepaling van het gezichtsveld een zeer belangrijke onderzoekmethode, omdat vele aandoeningen van het oog, de oogzenuw en de optische banen en centra in de hersenen gepaard gaan met typische veranderingen van het gezichtsveld. Zo leiden bijv. vele aandoeningen van het netvlies tot defecten in het gezichtsveld (zgn. scotomen), terwijl bij vele aandoeningen van de hersenen op beide ogen een helft van het gezichtsveld uitvalt (hemianopsie). Ook in het normale gezichtsveld is steeds een scotoom aanwezig, dat correspondeert met de plaats waar de oogzenuw in het oog binnendringt (de blinde vlek). Bij verschillende aandoeningen van de oogzenuw is de blinde vlek vergroot.

Aandoeningen van de gele vlek van het netvlies en bepaalde aandoeningen van de oogzenuw leiden tot een scotoom in het gebied van het fixatiepunt (centraal scotoom). Een zeer veel voorkomend scotoom is verder het flikkerscotoom (scotoma scintillans), dat veelal voorafgaat aan een aanval van migraine en dat waarschijnlijk wordt veroorzaakt door bloedvaatkrampen in de hersenschors.

DR J. TEN DOESSCHATE

Lit.: W. S. Duke-Elder, TextBook of Ophthalmology Vol. I, blz. 903-911 (London 1932); H.

M. Traquair, Clinical perimetry (Londen 1931).