Jr, Nederlands plantkundige (Roermond 19 Aug. 1878), studeerde scheikunde te Delft, waar hij in 1907 met lof promoveerde in de Technische Wetenschappen. In dat zelfde jaar werd hij hoogleraar in de Microscopische Anatomie, een nieuw leervak, later meer bekend als Technische Botanie.
Zijn belangstelling was zeer veelzijdig; behalve aan zuiver botanische en mathematische problemen, wijdde hij zich aan een zeer groot aantal technische problemen, waaronder vnl. de studie van de plantaardige celwand, die der plantenvezels en de verwerking van plantenmateriaal tot papier, voorts aan rubber en de verwerking daarvan, alsmede aan het anatomisch en technisch onderzoek van vooral tropische houtsoorten. Hij gaf de stoot tot de oprichting van de Rijks Vezelen van de Rijks Rubberdienst, beide later ondergebracht bij de Organisatie Technisch Natuurwetenschappelijk Onderzoek. Ook de Indische cultures hadden steeds zijn warme belangstelling: hij werd benoemd tot voorzitter van het Ned.-Indisch Landbouwsyndicaat (1927-1929), in welke tijd hij het werk van de proefstations der Bergcultures reorganiseerde. Aan de Technische Hogeschool kwam hij steeds op voor het grote belang van de kennis der variatiestatistiek voor de a.s. ingenieur. In 1918 werd hij benoemd tot lid der Kon. Akad. van Wetenschappen.Bibl.: Ophoopingsproeven met de-nitrificeerende bacteriën (1902); De aantasting van cellulose door aerobe mikro-organismen (1903); Mathematische und mikroskopisch-anatomische Studiën über Blattstellungen nebst Betrachtungen über den Schalenbau der Miliolinen, diss. (1907); Sur la température optima des réactions physiologiques (1910); De cultuur, bereiding en wetenschappelijke keuring der technisch belangrijke vezelstoffen (1910); De mikroskopische onderkenning van Bromeliavezels en van eenige belangrijke harde touwvezels (1923); Arghan vezel (1923); De Gulden Snede (1925); De plant als chemische fabriek (1926); De wording van den plantaardigen celwand (1927); Some Remarkable Propertie sof a Double Refracting Liquid (1934) Notes on the Structure of the Hairs of Tradescantia virginica (1937); De structuur van celwanden en van andere afzettingen van het protoplasma, afgeleid uit optisch en röntgenografisch onderzoek (in Koningsberger, Leerboek der Alg. Plantkunde, 1942); Modellen en theorieën ter toelichting van het mechanisme van den spiraalvormigen groei (1943).
Lit.: A. J. Kluyver, G. v. I. Jr een kwarteeuw Hoogleraar, in Ghem. Wbl. (1932).