Vlaams schrijver (Londerzeel 9 Juli 1898), debuteerde met wijdlopige humanitaire verzen, anti-naturalistische toneelstukken in strijdend Katholieke geest (in samenw. met Fr. Delbeke) en een lyrisch dwepende, religieuze roman Waldo. Met Adelaïde sloeg hij in 1929 als romancier onverwachts een eigen weg in en terzelfder tijd formuleerde hij in de geest van de Nieuwe Zakelijkheid een exclusieve romantheorie, volgens dewelke de roman niets anders dan een verhaal is, dat, als uiting van kunst, naar de zin van het leven moet zoeken.
Deze opvattingen paste hij sedertdien consequent toe in zijn omvangrijke productie, die gedurende een tiental jaren de innerlijke strijd van de schrijver weerspiegelde en een hevige en eenzijdige critiek op de Katholieke beschaving in Vlaanderen en op het Katholicisme in het algemeen uitoefende. Na openlijk te hebben gebroken met het Katholicisme, beeldde hij in zijn meesterwerk Houtekiet de heiden uit, die hij, naar zijn eigen woorden, zelf zou willen zijn. Sedert Zuster Virgilia, een roman van een heilige kloosterzuster, laat hij zich vooral als verdediger van een rustig rationalistisch humanisme kennen.Walschap is ook een meester van het kort verhaal, waarin hij, evenals in zijn romans, steeds maar nieuwe personages schept. Hoekig en origineel, door en door Vlaams en niettemin universeel, zoals weleer Bruegel, heeft deze vnl. om ethische waarden en problemen bekommerde romancier ook een eigen vorm gevonden: een dynamische verhaaltrant en een populistische stijl met raccourci’s, elliptische uitdrukkingen, plotselinge overgangen van de indirecte naar de directe rede en weleens slordige constructies.
DR R. F. LISSENS
Bibl.: Poëzie: Liederen van leed (Kortrijk 1923); De loutering (Leuven 1925). Toneel: Flirt (Leuven 1924); Dies Irae (ibid. 1924); Lente (ibid. 1925); De vuurproef (ibid. 1925); al deze stukken in samenw. met Frans Delbeke; De Spaansche gebroeders (Antwerpen 1937). Essay: Uitingen in de moderne wereldletterkunde (Brussel 1930); Nooit meer oorlog (Antwerpen 1931); Jan Frans Cantré (Mechelen 1932); Vaarwel dan! (Rotterdam 1940); Voorpostgevechten (Gent 1943). Romans en verhalen: Slimke (Antwerpen 1927); Waldo (ibid. 1928); Adelaïde (Rotterdam 929); Volk (Mechelen 1930); De dood in het dorp (ibid. 1930); Eric (Rotterdam 1931); Garla (ibid. 1933) ; Trouwen (ibid. 1933); Celibaat (ibid. 1934); De vierde koning (ibid. 1935); Een mensch van goeden wil (ibid. 1936); Sibylle (ibid. 1938); Het kind (ibid. 939); De familie Roothooft (herdruk van Adelaïde, Eric, Carla) (ibid. 1939); Houtekiet (ibid. 1939); Bejegening van Christus (ibid. 1940); De wereld van Soo Moereman (Brussel 1941); Zotje Petotje (Antwerpen 1941); Gansje Kwak (Antwerpen 1942); Denise (Antwerpen 1942); De consul (Gent 1943); Genezing door aspirine (ibid. 1943); Ons geluk (Amsterdam 1946); Zwart en Wit (ibid. 1948); Moeder (Antwerpen 1950); Zuster Virgilia (ibid. 1951); Oproer in Congo (Brussel-Amsterdam 1953).
Lit.: D. M. de Petter, Wijsgeerige bedenkingen rond „Het geval W.” (Tdschr. voor Philos., Jrg. III, 1941); K. Elebaers, De romankunst van G. W. (Diest 1942); C. de Baere, Gestalten uit het werk van G. W. (Antwerpen 1943); R- F. Lissens, Rien que l’homme (Bruxelles 1944).