was in Engeland aanvankelijk een gehuurde hoeve met haar gronden en gebouwen. Misschien is de naam afkomstig van het Oud-engelse woord feorm, d.i. voedsel, levensmiddelen; immers de pachters betaalden aanvankelijk de verschuldigde huur in voortbrengselen van de bodem, eerst na de 12de eeuw in geld.
Aan de pachter en ook wel aan de landbouwer in het algemeen geeft men er de naam farmer. In Noord-Amerika is de farmer een landbouwer, die zelf eigenaar is van de grond die hij bebouwt; farm beduidt daar dus „boerderij”.