Duits Sanskritist (Borstel, Hannover, 19 Juli 1837 - verdronken Bodensee 8 Apr. 1898), werd na schitterende studies te Göttingen, waar hij o.a. Benfey als professor had, in 1861 verbonden aan de Kon.
Bibliotheek te Windsor. In 1862 kwam hij als assistent terug naar de Universiteitsbibliotheek te Göttingen, echter voor kort, want vier jaar later vertrok hij als hoogleraar in de Oosterse talen naar het Elphinstone College te Bombay. In 1866 werd hij inspecteur der Sanskrit studies aan het Deccan College te Puna, waar hij met Kielhorn de uitgave begon van de Bombay Sanskrit Series. Na een verblijf van een jaar aan het reeds genoemde Elphinstone College, werd hij in 1868 tot inspecteur bevorderd over de scholen van de Noordelijke afdeling (Gujarat) en belast met het opsporen van oude Sanskrit-handschriften.
In deze hoedanigheid richtte hij in 1875 een voor de Indologie uiterst vruchtbare expeditie in naar Kasmir en Centraal-Indië. Na zijn terugkeer uit Indië werd hij in 1881 hoogleraar in de Oudindische taal- en oudheidkunde aan de universiteit te Wenen. Zijn studiegebied omvatte vooral het Indische recht en de palaeografie.Bibi.: A Digest of Hindu Law (met Sir R. West, 1867-1869, 2de ed. 1884); Pancatantra (dl 2-5 in Bombay Sanskrit Series, 1868-1869, 3de ed. 1886); Apastamba Dharmasutra (dl 1-2, 1868-1871); Dasakumaracarita (1873, 2de ed. 1887); Threenew edicts of Asoka (1878); Sacred laws of the Aryans (2 vol. Oxford 1879-1883). Hij vertaalde Apastamba and Gautama in dl 2, Vasistha and Baudháyana in dl 14 en Manu in dl 25 van M.
Müller’s Sacred Books of the East; Die Indischen Inschriften und das Alter der Indischen Kunstpoesie (1890). In de door hem, samen met Kielhorn uitgegeven Grundriss der indoarischen Philologie und Altertumskunde (Straatsburg, van 1896 af bewerkte hij de Indische Paläographie, dl 1; Heft 11 (1896).
Lit.: Jolly, G. Bühler (1899).