Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GEERTRUIDENBERG

betekenis & definitie

een 516 ha grote gemeente in Noordbrabant, met (1950) 3627 inw. (waarvan 82 pct R.K. en 14 pct Prot.). Zij bestaat uit het stadje Geertruidenberg (met een groot driehoekig marktplein en een isde-eeuwse kerk met crypt) en het gehucht Statendam.

Het stadje ligt aan de monding der Donge in de Bergsche Maas (Verlegde Maasmond) en aan de spoorlijn ’s-Hertogenbosch - Lage Zwaluwe; het heeft goede busverbindingen met Breda - Gorinchem, ’s-Hertogenbosch en Lage Zwaluwe; het is een voormalige vesting en heeft een haven. De industrie omvat metaalnijverheid (ketels, tanks, machines), groentenzouterij, harslijmfabriek, oliefabriek, stalen meubelen, betonfabrieken, chemische industrie en de centrale der Prov. Noordbrab. Electr.

Mij. Verder bezit de gemeente een Oudheidkamer.GESCHIEDENIS

Geertruidenberg is een der oudste steden van Holland. Het lag oorspronkelijk in Brabant, waarvan de grenzen tot de Maas reikten, maar al zeer vroeg is de Hollandse graaf met die streek beleend (zeker in de 12de eeuw) en toen lag er reeds in het waterland op een hoogte Geertruidenberg, dat zich snel tot een tamelijk belangrijke handelsplaats ontwikkelde en in 1213 (nog vóór Dordrecht) stadsrecht kreeg van de Hollandse graaf, hoewel nog leen van Brabant. In de 14de eeuw is het een bolwerk der Hoeksen: Margaretha, de gemalin van keizer Lodewijk, trekt er zich terug, als haar zoon in Holland machtig wordt en draagt hier hem haar rechten over; 60 jaar later is het een bolwerk van Jacoba van Beieren tegen haar oom Jan en Philips de Goede, en ook weer Jonker Frans van Brederode veroverde de stad in 1488. De stad was in deze tijd in handen der Duvenvoorde’s, vandaar overgegaan op Polanen en kwam zo in handen der Nassau’s.

Aldus was het (nu tot Holland behorend) een leen van de prins van Oranje. Het werd door de troepen van de prins in 1573 veroverd en in 1577 werden daar door vertegenwoordigers van Holland en van de Staten Generaal onderhandelingen gevoerd, evenals vroeger vaak de Staten van Holland daar vergaderd hadden. Als belangrijke plaats aan de rivieren had het een sterk garnizoen, dat echter slecht betaald werd en in Apr. 1589 werden de soldaten door Parma’s aanbiedingen verleid en gaven de stad aan de Spaanse landvoogd over (bevelhebber was de Engelsman Wingfield). Gelegen tegenover Dordrecht kon Spanje van daar uit de Hollandse handel veel afbreuk doen, dus waren de Staten er op gesteld het te veroveren.

Maurits sloeg er in Apr. 1593 plotseling het beleg voor, dat na drie maanden met succes bekroond werd. Maar de prins had er al zijn belegeringskunst moeten tonen: hij had een stel schansen opgeworpen aan de zuidzijde om elke poging tot ontzet af te slaan en naderde, ondanks de moerassigheid, door loopgraven de stad. Het is een van zijn beroemdste krijgsbedrijven. In de 17de eeuw verloor de stad alle betekenis voor de scheepvaart en was nog slechts een vesting, nog steeds een heerlijkheid der Oranje’s.

In 1710 werden er vredesonderhandelingen gevoerd (z Spaanse Successie-Oorlog), waarbij Frankrijk er zeer slecht voorstond, maar de Staatse afgevaardigden zo hoge eisen stelden, dat de besprekingen werden afgebroken. In 1793 viel de stad, waarvan de wallen geheel verwaarloosd waren en die slecht verdedigd werd, in handen van de Fransen (4 Mrt).

Lit.: Nuyssenburg, Korte beschrijving van Geertruidenberg (1774); Beschrijving van stad en vesting G. (1846); G. J. Mollenberg, Onuitgegeven bronnen voor de gesch. van G. (in: Werken Prov. Gen. v.

Kunsten en Wetensch. in N.-Brabant, nr VII, 1899); K. N. Korteweg, Het stadsrecht van G. (in: Versl. en Meded. Bronnen Oud-Vaderl.

Recht, 1, 1946).

< >