was het object van het recht van een leenman ('z leenrecht), datgene dus, wat deze „hield” van de leenheer. De intensieve feodalisering van de maatschappij in de Middeleeuwen (z feodaliteit) gaf aanleiding tot de gedachte, dat alles, wat men aan onroerende zaken bezat, in deze zin werd „gehouden” en dus „leen” was.
Wanneer, met name bij allodiale zaken, geen menselijke leenheer was aan te wijzen, sprak men van „zonneleen” (z allodium).