is de belangrijkste Noordnederlandse schilder uit de tweede helft der 15de eeuw. Volgens een overlevering door Carel van Mander in zijn Schilderboeck (1604) vastgelegd zou de kleine Gheerrit ca 1465 geboren en op 28-jarige leeftijd ca 1495 te Haarlem overleden zijn.
Een onderschrift op een prent van Theodorus Matham uit ca 1625, voorstellend Geertgen’s Noodt Gods, geeft Leiden als de geboorteplaats aan. Van Mander noemt Albert van Ouwater te Haarlem als zijn leermeester. In geen der thans bekende werken kan echter invloed van deze meester worden vastgesteld. Wel zijn ontleningen aan Rogier van der Weyden en Hugo van der Goes aan te wijzen (Bewening te Wenen).„Gheertgen woonde tot den St Jans Heeren te Haerlem, waer voer hij den naam behiel, doch en hadde de Orden niet aenghenomen” schrijft Van Mander. Tevens noemt hij van deze „famulus ac pictor” der Sint Jansheren twee werken: een conterfeitsel van de St Bavokerk, een soort geschilderde maquette, die nog ter plaatse aanwezig is en het hoogaltaar voor de kapel van de Commanderij der St Jansheren. Van dit altaar (ca 7 m breed) waarvan het middenpaneel een kruisiging voorstelde is slechts het rechterluik bewaard gebleven. Dit bevindt zich — reeds in de 16de eeuw in tweeën gezaagd — in het Museum te Wenen.
De voorkant stelt een bewening voor: op de achterkant is de legende van het gebeente van Johannes de Doper afgebeeld.
Van deze gegevens uitgaande heeft Leo Balet in het begin dezer eeuw het werk van Geertgen tot Sint Jans bijeengegroepeerd. Thans staan veertien werken op zijn naam. Het zijn, behalve de twee bovengenoemde panelen: Madonna en kind in de Ambrosiana te Milaan (op perkament, klein vroeg werk); Noodt Godts op gouden fond (Utrecht, Centraal Museum, fragment); Aanbidding der Koningen (klein, hoofd Madonna beschadigd, in 1949 in de Londense kunsthandel); Kerstnacht (National Gallery Londen, eerste nachttafereel in de Nederlandse kunst); De verheerlijking van Maria (collectie Spark, New York); Aanbidding der Koningen (Rijksmuseum Amsterdam, geleden) Aanbidding der Koningen (collectie Reinhart, Winterthur, figuren beschadigd); Aanbidding der Koningen (Praag, drieluik, middenpaneel versmald, zijluiken ingekort); De Heilige Maagschap (Rijksmuseum Amsterdam); Johannes de Doper in een landschap (Kaiser Friedrich Museum, Berlijn); Madonna met kind (Kaiser Friedrich Museum, Berlijn); Opwekking van Lazarus (Louvre, Parijs).
In deze toont Geertgen zich een ingetogen, trouwhartig en naïef kunstenaar. Zijn talent tot observeren van intieme details is groot; de serene landschapachtergronden zijn van een mild licht doordrenkt. De kleuren zijn gevoelig en warm. In Geertgen’s werk treffen reeds alle typisch Hollandse eigenschappen, die ook bij de grootsten in het bloeitijdperk der zeventiende eeuw te vinden zijn.
Zijn invloed was groot. In zijn onmiddellijke omgeving werken twee meesters, die genoemd worden: de meester van het Diptychon te Brunswijk en de meester van de kruisiging in de (voormalige) collectie Figdor te Wenen. Ook Jan Mostaert en Jacob Cornelisz. van Amsterdam werden door hem beïnvloed.
DR D. HANNEMA
Lit.: Carel van Mander, Het schilderboeck (1604); L. Balet, Der Fruehollaender Geertgen tot Sint Jans (1909); Fr. Win kier, Die Altniederlaendische Malerei (1924); Fr. Daelberg, Die Altniederlaendische Malerei der Spaetgotik und Renaissance (Handbuch der Kunstwissenschaft) (1929); J.
J. H. Kessler, Geertgen tot Sint Jans (1930); M. J.
Friedlaender, Der Altniederlaendische Malerei, dl V (1934); G. J. J. Hoogewerff, De Noordnederlandsche Schilderkunst, dl II (1939); W.
Vogelsang, Geertgen tot Sint Jans (1942).