is een toestel dat de lamaïsche Boeddhisten van Tibet gebruiken om het voorgeschreven gebed duizenden malen te kunnen herhalen. Men heeft er voor handgebruik, bestaande uit cylinders, van 1-2 dm hoogte, ontwikkeld met op papierstroken gedrukte gebeden; zij worden door een lichte beweging der hand in een draaiende toestand gehouden.
Grotere worden bijv. in tempels loodrecht opgesteld, de ijzeren as wordt door middel van een touw in beweging gehouden. Nog andere worden door water of wind rondgewenteld en hebben reusachtige afmetingen. Het voorgeschreven gebed telt slechts zes lettergrepen en luidt: „Om mani padme, hum” (Het kleinood in de lotus, amen). De taal is Sanskrit, de tekst is er door middel van houtblokken, meestal in rood, op gedrukt en op iedere cylinder ontelbare malen herhaald.Lit.: L. A. Waddell, The Buddhism of Tibet (London 1895, herdr. 1934)-