d.w.z. genezing door middel van gebed, al of niet in verband met andere heilige handelingen, komt in alle godsdiensten voor. Bij de primitieve volken geschiedt genezing door middel van bezweringen (z medicijnman).
In de Oudheid vindt de gebedsgenezing in de regel plaats door heilige woorden in verbinding met heilige handelingen; ten grondslag ligt de voorstelling van Macht, die in de zieke overgaat (z dynamisme). De cultus van Asklepios, de god van Épidauros in Griekenland,bracht genezing door aanwijzingen in de droom mede. In het algemeen is in de Griekse Oudheid de figuur van de arts vaak dezelfde als die van de profeet, wonderdoener en heiland. In het Nieuwe Testament zijn de genezingen, inzonderheid van bezetenen, een teken van het naderend Godsrijk.
Ook de gebedsgenezing in de eigenlijke zin komt voor (Mare. 9 : 29). In het oudste Christendom worden gebed en genezing nauw verbonden (Jac. 5 : 13-16). In het algemeen kan men zeggen, dat gebed in ziekte een natuurlijke en vanzelfsprekende gevolgtrekking is uit het geloof in God. Iets anders is, dat vaak het gebed als middel tot genezing gebruikt wordt.
Dan zijn wij feitelijk op het terrein der Magie. In de nieuwere tijd is met de toepassing van de in Christus, naar Christelijk geloof, geopenbaarde kracht op ziekte slechts sporadisch ernst gemaakt. In Duitsland was het Joh. Chr.
Blumhardt (1805- 1880), die, onder de leuze „Jesus ist Sieger”, ernst maakte met de gebedsgenezing, niet als een normaal verlopend proces, maar als een afbidden van Christus’ kracht over alle menselijke ellende (centrum in Bad Boll). In onze eigen tijd wordt veel gesproken van de gebedsgenezingen van Fr. Stanger in Möttlingen.Geheel anders is het met de zgn. „Christelijke wetenschap”, die een vorm van moderne gnostiek is (z Christian Science).
PROF. DR G. VAN DER LEEUW
In de R.K. kerk wordt gebedsgenezing voor mogelijk aangenomen. Volgens de lering der Kerk kan het gebed bekomen hetzij een strikt miraculeus ingrijpen van God in de orde der natuur ten bate van de zieke (miraculeuze genezing), hetzij een bijzondere goddelijke tussenkomst volgens de wetten der natuur (gebedsgenezing in engere zin).
Lit.: O. Weinreich, Antike Heilungswunder (1909); Frö-Zündel, Joh. Chr. Blumhardt (1926); Eddy, Science and Health (t875); Marie Hartman en J.
H. Gerretsen, Christian Science Pro en Contra (1915); L. Boissarie, Les guérisons de Lourdes (1932); Castelein S. J., Le Surnaturel dans les guérisons de Lourdes, De Katholieke Kerk III, blz. 171; C.
Pauwels, Het wonder (Utrecht 1946).