Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GABELLE

betekenis & definitie

was in Frankrijk tijdens de late middeleeuwen een benaming (van Italiaanse herkomst) voor indirecte belasting in het algemeen, maar werd inz., na ca 1550 uitsluitend, gebruikt voor een belasting op het zout, die sinds de 14de eeuw in sommige gedeelten van het koninkrijk geheven, later ook over andere provincies uitgebreid en in 1680 definitief geregeld werd. De druk van deze belasting, die de minstvermogenden het hardst trof, was zeer ongelijkmatig over het grondgebied verdeeld.

Het zwaarst was hij in het centrum van Frankrijk, het gebied der Grandes Gabelles. Hier en in de streek der Petites Gabelles (Languedoc, Dauphiné e.a.) bestond practisch een staatsmonopolie voor de verkoop van zout (als conserveringsmiddel van veel groter belang dan thans), dat opgeslagen werd in koninklijke magazijnen (greniers à sel). Om ontduiking tegen te gaan verplichtte men, reeds sedert het einde der 15de eeuw, ieder gezinshoofd jaarlijks aldaar een zekere hoeveelheid zout tegen de vastgestelde prijs te kopen. Elders beperkte de Gabelle zich tot een matige accijns en er waren zelfs provincies (Bretagne, Artois, e.a.) waar de verkoop van zout geheel vrij en onbelast was. Dientengevolge waren er grote verschillen in prijs (het zout kostte bijv. in 1781 te Parijs 40 maal zoveel als te Brest), die tot een uitgebreide en onuitroeibare smokkelhandel aanleiding gaven. De Gabelle, die de schatkist zeer veel opbracht maar uiteraard hoogst impopulair was, werd 1 Apr. 1790 afgeschaft.Lit.: Moreau de Beaumont, Mémoires concern, les droits et impositions en Europe (2de dr., 5 dln, 1787-1789), dln III en V; J. Clamageran, Hist. de l’impôt en France (3 dln, 1867-1876); E. Meynial, Etudes sur la g. du sel en France avant le XVIIe siècle (in: Tijdschr. v. Rechtsgesch., dln III, 1922, en IV, 1923); G.

Dupont-Ferrier, Etudes sur les institutions financières de la France à la fin du moyen-âge I (1930), blz. 137 vlg., 197 vlg.; II (1932), ch. V; Beaulieu, Les gabelles sous Louis XIV (1903); Pasquier, L’impôt des gabelles en France au XVIIe et XVIIIe siècles (1905).

< >