(F. in Bayern), stad in Beieren, aan de samenvloeiing van de Pegnitz en Rednitz, aan de spoorlijnen Würzburg - Neurenberg, Bamberg München, Neurenberg - Fürth en Fürth - Zirndorf - Cadolzburg, telt (1946) 95 369 inw. (waarvan ca /, Evang. en V R.K.). Aan belangrijke gebouwen bezit de stad de Gothische Michaeliskerk (14de eeuw) en een nieuw stadhuis in Italiaanse stijl met toren.
De nijverheid, waarin Fürth met Neurenberg wedijvert, houdt zich vnl. bezig met de vervaardiging van spiegels, geslagen goud en metaal, brons, brokaat, brillen en optische instrumenten, meubels, machines, brandblusapparaten, boekbinders- en cartonnagewaren, tin, papier, potlood, kinderspeelgoed. De bierbrouwerijen en de handel in hop houden verband met de omvangrijke hopteelt in de omgeving.Volgens de overlevering heeft Karel de Grote in 793 aan de samenvloeiing van de Pegnitz en Rednitz de Martinikapel laten bouwen; de plaats, die hier ontstond, werd Fürth. In Juni 1632 had Gustaaf Adolf in Fürth zijn hoofdkwartier; in 1634 werd de stad op enkele huizen na door de Kroaten platgebrand. Tot 1792 oefenden de markgraven van Ansbach de domproosdij te Bamberg, en de rijksstad Neurenberg de souvereiniteitsrechten uit. In 1792 kwam Fürth aan Pruisen en in 1806 aan Beieren.
