graaf, Saksisch, later Oostenrijks staatsman (Dresden 13 Jan. 1809 - Kasteel Altenberg, Neder-Oostenrijk, 24 Oct. 1886), was van 1846-1848 Saksisch gevolmachtigde te Londen, daarna te Berlijn. 24 Febr. 1849 werd hij minister van Buitenlandse Zaken en bewerkte als zodanig, dat de Rijksgrondwet van het Frankforter Parlement ook door Saksen werd afgekeurd. Een volksopstand daartegen (Mei) kon men echter alleen met behulp van het Pruisische leger bedwingen.
Vandaar dat Beust wel moest meegaan met de plannen van koning Frederik Willem IV van Pruisen, om een „Nadere Unie” met de vorsten van het latere Duitse rijk te vormen onder leiding van Pruisen en met uitsluiting van Oostenrijk. Op 26 Mei 1849 kwam de defensieve „Driekoningenbond” van Pruisen, Hannover en Saksen tot stand, waar Beust zich echter de 28ste feitelijk weer aan onttrok. In de volgende jaren werkte hij met Oostenrijk en Rusland samen voor het herstel van de oude Bondsdag. Toen sedert 1859 de beweging voor de Duitse eenheid weer opkwam, zag Beust, die sinds 1858 president van de Saksische ministerraad was geworden, in, dat hervorming van de Duitse Bond noodzakelijk was. Hij diende allerlei voorstellen daartoe in, die alle uitgingen van de zgn. „Triasgedachte”: de nadere aansluiting van de middelstaten tot een zelfstandige macht in Duitsland tussen Pruisen en Oostenrijk in. In de jaren 1863-1870 was Beust met de Beierse minister von der Pfordten, die eveneens van Saksische afkomst was, Bismarck’s voornaamste tegenspeler.
In 1866 deed hij Saksen Oostenrijks zijde kiezen en begaf zich na de slag bij Königgratz op verzoek van Frans Jozef naar Parijs om de bemiddeling van Napoleon III te verkrijgen. Maar Frankrijk was niet klaar en Beust kreeg 16 Aug. 1866 zijn ontslag te Dresden om echter reeds 30 Aug. 1866 door keizer Frans Jozef tot minister van Buitenlandse Zaken van Oostenrijk te worden benoemd en in Febr. 1867 Belcredi* als minister-president te Wenen op te volgen. Dadelijk ging hij aan het werk om Oostenrijk innerlijk krachtiger te maken. Vandaar de Ausgleich met Hongarije van 1867 en het herstel van de rijksgrondwet. In zijn buitenlandse staatkunde streefde hij naar toenadering tot Rusland (over de Balkan), tot Italië, tot Frankrijk en tot de Zuidduitse staten. Misschien is de „Coalitie van Kaunitz” zijn doel geweest, maar bepaald revanche-zuchtig kan men die staatkunde toch niet noemen.
Daarvoor begreep hij te goed, dat Oostenrijk-Hongarije voorlopig geen oorlog kon voeren. Ook wantrouwden de Hongaren hem en kwam er een eind aan zijn ministerie door de snelle overwinningen der Duitsers in 1870, de totstandkoming van het Duitse rijk en de dreigende houding van Rusland. Van 1871 -1878 was Beust ambassadeur te Londen, van 1878-1882 te Parijs. Zijn memoires verschenen onder de titel: Aus drei Vierteljahrhunderten (2 dln, 1887).Lit.: W. Ebeling, F. F. v. B., 2 dln (1870-71).