(Franse Somalikust; Côte Française des Somalis), naam van dat Afrikaanse deel van de Franse Unie, dat gelegen is aan de westzijde van de Golf van Aden. Het wordt in het N. begrensd door Erythrea, in het Z. door Brits Somaliland, in het W. door de provincie Harar van Ethiopië.
De grens loopt vanaf Loyade, aan de kust 23 km ten O. van de hoofdstad Djibouti gelegen, over Dzjalelo en de Daguen-bergen, kruist vervolgens de spoorlijn van Djibouti naar Addis Abeba 112,6 km ten Z. van het station Daouenlé, om vervolgens over de Airoü-bergen, via de meren Abbé en Alli en de Daimolibronnen over de Agheno en Daddatohoogten bij Kaap Doumeirah, tegenover Perim, de Straat van Bab el Mandeb te bereiken. Fr. Somaliland, dat zich in zijn meest verwijderd punt tot 200 km van de kust in het binnenland uitstrekt, bestaat hoofdzakelijk uit nederige aride vlakten, die arm aan water zijn behalve in het Z. De Golf van Tsjaroeta, aan de zeezijde 45 km breed, dringt 58 km ver het gebied binnen.De oppervlakte bedraagt 23 500 km2, het aantal bewoners (1946) 44 800, van wie ca 1500 blanken. De inheemse bevolking wordt gevormd door de Danakil of Afar (21 080 zielen), verblijf houdende ten N. van de Golf van Tsjaroeta, de Somali (15 730 in getal) ten Z. van genoemde golf en de Galla, benevens door Arabieren (5620 zielen). De van veeteelt levende, grotendeels nomadische bewoners zijn Mohammedanen.
Dit kleine, grotendeels aride en dun bevolkte deel van Afrika ontleent zijn betekenis bovenal aan de omstandigheid dat het vrijwel de enige toegangspoort tot Ethiopië vormt middels de smalspoorweg die zijn haven Djibouti met de hoofdstad van Ethiopië verbindt. Deze spoorweg, door een Franse maatschappij geëxploiteerd en waarvoor in 1897 de eerste spade in de grond werd gestoken, werd in 1917 in gebruik genomen. Bovendien heeft Djibouti nog betekenis als de enige Franse haven op de zeeweg door het Suezkanaal naar Z.O.-Azië en als bunkerstation, zij het dan dat de daarvoor bestemde kolen van elders moeten worden aangevoerd. Naast enige zeevisserij (haaien en parels) en wat veeteeltproducten vormt de zoutwinning (sinds 1912 bij Bahr Assah) vrijwel de enige bron van inkomsten (1948: 60 700 ton). De uitvoer, in 1948 groot 129 198 ton ter waarde van 1018,2 mill. frs, omvat zeezout (59 134 t- ter waarde van 137,7 mill. frs), koffie (7277 t; 253 mill. frs), huiden (1449 t; 179,1 mill. frs) en graan (25 233 t; 238,3 mill. frs). De invoer, in 1948 groot 92 952 ton ter waarde van 1777,4 mill. frs, omvat olie (41 095 t; 104,6 mill. frs), graan (16 248 t; 356,2 mill. frs), metaalwaren (2421 t; 138,6 mill. frs), hout, petroleum en derivaten daarvan, cement en katoenen goederen. In 1948 werd de haven van Djibouti door 1357 schepen, metende 1 654 000 ton, aangedaan; 240 800 ton werd gelost en 166 800 ton werd geladen.
De Fransen vestigden zich in 1856 in dit gebied aan de kust; in 1883 werd het formeel door Frankrijk in bezit genomen. Na het sluiten van de wapenstilstand in 1940 oefende de Vichy-regering er gezag uit tot Dec. 1943, toen Fr. Somaliland zich als laatste van de Afrikaanse gebieden bij De Gaulle aansloot. Het gebied wordt bestuurd door een gouverneur, bijgestaan door een administratieve raad, sedert Nov. 1945 samengesteld uit gekozen en benoemde leden. Frans Somaliland wordt in de Nationale Vergadering, de Raad van de Republiek en de Assemblée van de Franse Unie door 1 afgevaardigde in elk lichaam vertegenwoordigd. Sedert 1896 is de zetel van het bestuur gevestigd in Djibouti, waar in 1888 een haven werd aangelegd. De hoofdstad, met ca 16 500 inw. (van wie 1470 Europeanen), vertoont de kenmerken van een Franse koloniale nederzetting. In de nabijheid ligt het vliegveld Djibouti-Gabre.
H. A. BOMER
Lit.: E. Duchenet, Histoires Somales (Paris 1936); A. de la Rue, La Somalie Française (Paris 1939).