(Josef), Vlaams dichter (Antwerpen 21 Juni 1834-Elsene 18 Jan. 1878), sinds 1861 secretaris van de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof te Brussel, debuteerde met luimige liederen, enigszins in de trant van Th. van Rijswijck, en schreef daarna gevoelige intimistische liederen, geïnspireerd door het huiselijk geluk (o.a. Moeder en Kind), waarvan vele op muziek werden gezet; als aanhanger van het politiek liberalisme schreef hij politieke stukken met satirische inslag; ook als Vlaamsgezind dichter liet hij zich niet onbetuigd. Na zijn huwelijk met een dochter van Dautzenberg legde hij zich onder diens invloed in het algemeen met goed gevolg toe op de formeel-technische zijde van de dichtkunst; aan de aandacht die hij aan de vorm besteedde, danken wij zijn geslaagde metrische vertalingen van liederen van Robert Burns en oden van Horatius.
Hij was van 1861 tot aan zijn dood hoofdredacteur van ,,De Toekomst” (18571898), een tijdschrift voor opvoeding en onderwijs.DR R. F. LISSENS
Bibl.: Liederen (iste reeks, Antwerpen 1857; 2de reeks, ibid. 1859); De schoonste liederen van Robert Burns (Brussel 1862); Zing-Zang (Brussel 1866); Liederen (keuze uit vroeger werk, Groningen 1868). Volledige ui tg. van zijn gedichten: Liederen en Gedichten (Brussel 1912), bezorgd door mevr. De Wildeman-De Cort, ingel. door P. Fredericq, met een levensbeschr. door M.
Sabbe. Verder verschenen van zijn hand: Lezingen over Natuurwetenschap (Gent 1863); Wetenschappelijke lezingen (Gent 1864); Het gebruik der talen in België (Brussel 1864), onder ps. Frans Reynen.
Lit.: M. Rooses, Schetsenboek (Gent 1877), blz. 168 vlg.