Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

François VILLON

betekenis & definitie

is de aangenomen naam van een Frans dichter, wiens ware naam wellicht luidde François de Montcorbier of des Loges (Parijs 1431 -ca 1464).

Hij verloor vroeg zijn vader en werd opgevoed door zijn oom, kapelaan Guillaume de Villon, wiens naam hij aannam. Na op 18-jarige leeftijd het examen van „bachelier” te hebben afgelegd, verwierf hij drie jaar later de titel „maître ès arts”. Hij leidde een losbandig, misdadig en zwervend leven, pleegde, buiten zijn schuld, een moord (1455) — twee „lettres de rémission” hierop betrekking hebbend zijn teruggevonden —, nam o.a. deel aan een belangrijke inbraak in het Collège de Navarre (omstreeks Kerstmis 1456) en mengde zich in velerlei straatgevechten. In 1457 vinden wij hem aan het hof van de dichter-edelman Karel van Orléans, in 1461 in de gevangenis van Meung-sur-Loire, waaruit hij door Lodewijk XI bevrijd werd.

Rutebeuf en Villon zijn de eersten van een lange reeks „poètes maudits”; hij is een typische Parijzenaar en de natuur ontbreekt geheel in zijn werk. In zijn Lais (= legaten) en zijn Testament (waarin vele vermaarde gedichten opgenomen zijn, o.a. de Ballade des dames du temps jadis, Les regrets de la belle Heaulmière, de Ballade pour prier Nostre Dame, de nuchtere Contrediz de Franc Gontier, de Ballade des femmes de Paris en de zeer realistische Ballade de la Grosse Margot en de Ballade de bonne Doctrine) behandelt hij gebruikelijke middeleeuwse motieven: de dood, vergankelijkheid, rijkdom en armoede, jeugd en ouderdom, de smachtende minnaar en de aanbeden vrouw. Niettemin wordt Villon terecht beschouwd als de persoonlijkste lyricus van de Oudfranse literatuur wegens zijn momenten van waarachtige oprechtheid (o.a. in de Ballade des Pendus) en zijn puntige zegswijze. Veel in zijn werk doet nog altijd modern aan; vandaar dat Brecht in de Drei Groschenoper op Villon kon teruggrijpen. Zijn 5 (misschien 7) Ballades en jargon, ontstaan uit Villon’s contact met de misdadigerswereld, zijn thans grotendeels ontcijferd.

PROF. DR L. KUKENHEIM EZN

Bibl.: Le Lais (of Petit Testament); Le (grand) Testament; Poésies Diverses. Uitgaven zeer talrijk, o.a. door Aug. Longnon (4de dr. herz. d. L. Foulet, Paris 1932, Coll. Class. fr. du M.-A.); uitg. m. comm. d.

Wolfgang v. Wurzbach (Erlangen 1903), d. L. Thuasne (3 dln, Paris 1923), d. Maurice Allem (Grenoble 1945); d. G.

Lély (Paris 1945), Pierre Messiaen (Paris 1946). De Ballades en jargon m. comm. door R.-F. Guillon, Neophil. Bibl. (Groningen 1920). Vertalingen in het Ned. d. Werumeus Buning, Bert Decorte, K.

J. A. Janson en Max Schuchart.

Lit.: Aug. Longnon, biogr. gegevens op grond van archiefstukken in: Romania, II (1873), in: Etudes biograph. sur F. V. (Paris 1877) en in: Rom., XXI (1892); G. Paris, F. V. (Paris 1901); M. Schwob, F.

V., Rédactions et notes (Paris 1912); P. Champion, F. V., sa vie et son temps (2 dln, Paris 1913, 2de dr. 1934); F Desonay, F. V. (1933, 2de dr. Paris 1947); Italo Siciliano, F. V. et les thèmes poétiques du M.A. (Paris 1934); L.

Cons, Etat présent des études sur V. (Paris 1936); J. Erskine, The Brief Hour of F. V. (Leipzig 1938, Albatross Libr., 87); F. Carco, La danse des morts comme l'a décrite F. V. (Genève 1944); Pierre Loo, V., étude psych. et médico-légale (Paris 1947); P. M.

Maas, F. V., Dief, Roover, Moordenaar en Dichter (Utrecht - Brussel 1946).

< >