Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

François Pierre Guillaume GUIZOT

betekenis & definitie

Frans staatsman en invloedrijk historicus (Nîmes 4 Oct. 1787 - Val-Richer, in Normandië, 12 Sept. 1874), was van Protestantse afkomst. Hij verloor zijn vader, die advocaat was, in 1794 op het schavot, waarna zijn moeder de wijk nam naar Genève.

Hier ontving hij een streng-Calvinistische opvoeding. In 1807 kwam hij naar Parijs als huisonderwijzer bij de Zwitserse gezant Stapfer. Aanvankelijk verdiepte hij zich met geestdrift in de Duitse letterkunde en wijsbegeerte. Zijn belangstelling voor de geschiedenis werd gewekt toen hij zich in 1808 zette aan de vertaling en annotatie van Gibbon’s Decline and fall of the Roman Empire (verschenen in 1812, 13 dln), In 1812 werd hij benoemd tot adjunct-hoogleraar in de nieuwe geschiedenis aan de Sorbonne. Hij gaf de historische studie een nieuwe richting. Met een historiografie, als kunst opgevat, diende een wetenschappelijk onderzoek der bronnen gepaard te gaan.

Onder de Restauratie stichtte hij met Royer-Collard de gematigd liberale „doctrinaire” partij, die alle vrijheden, welke de openbare orde niet bedreigden, in beginsel huldigde, maar de invoering daarvan naar omstandigheden verdaagde. Minister Decazes benoemde hem tot secretaris-generaal van Justitie en staatsraad. Na de val van Decazes in 1820 trad Guizot weder als hoogleraar aan de Sorbonne op. Toen hij in 1822 het ministerie-Villèle aanviel, werd hem het college-geven verboden. Zijn voornaamste publicatie uit de volgende jaren is de Histoire de la révolution d’ Angleterre, tot 1649 (2 dln, 1826-1827), tot die tijd verreweg het beste boek over dit onderwerp, maar sterk beïnvloed door zijn eigen ervaringen in Frankrijk. Het ministerie-Martignac stelde hem weder in het bezit van zijn leerstoel aan de Sorbonne en van zijn ambt als staatsraad (1828) en het hierop volgende tijdperk was het enige van zijn populariteit.

In dat tijdperk schreef hij ook zijn belangrijkste werk: de met de val van het Romeinse rijk aanvangende Cours d’histoire moderne (6 dln, 1828-1832), in 1845 verdeeld in Histoire générale de la civilisation en Europe en Histoire de la civilisation en France. Dit baanbrekende en suggestieve werk, oorspronkelijk als college voorgedragen, is naar de opzet een voortreffelijke cultuurgeschiedenis. In de uitvoering lijdt het echter aan een overmaat van „filosofie” (in de 18de eeuwse zin), aan onvoldoende feitenkennis en voorbarige generaliseringen en aan een onderschatting van het persoonlijke element in de historie. Lisieux koos hem, in 1830, tot lid van de Kamer van Afgevaardigden, waar hij het ministerie-Polignac met kracht bestreed.Na de omwenteling van 1830 trad hij onder de „burgerkoning” Lodewijk Philips, wiens politiek van het juste milieu hem uit het hart gegrepen was, sterk op de voorgrond. Hij werd minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Lafitte, maar nam uit ontevredenheid over de vrijzinnige richting van de Eerste Minister reeds in Nov. 1830 zijn ontslag en volgde voortaan een bepaald conservatieve staatkunde. Als minister van Onderwijs in het kabinet-Soult, na 1832, heeft hij bij de wet van 1833 het lager onderwijs gereorganiseerd. In strijd met de verlangens der Katholieken handhaafde hij het gedwongen staatsonderwijs van het stelsel der „Université”, doch gaf aan de andere kant het volksonderwijs een algemeen-Christelijk karakter. Op zijn initiatief werden in 1834 de Société de l’Histoire de France en het comité ter uitgave van de Documents inédits relatifs à l’histoire de France opgericht, die in 1835 met hun bronnenpublicaties begonnen. In het kabinet-Molé was hij eerst eveneens minister van Onderwijs ; in 1837 ging hij in de oppositie tegen de nationalistische politiek van zijn collega Thiers. In 1840 vertrok hij als gezant naar Londen, waar hij er toe meewerkte, dat de moeilijkheden in de Oosterse kwestie op vredelievende wijze werden opgelost.

Toen Lodewijk Philips het ministerie-Thiers ontslagen had, aanvaardde Guizot in het tweede kabinet-Soult, de portefeuille van Buitenlandse Zaken (29 Oct. 1840). Van 1840-1848 beheerste hij de binnen- en buitenlandse politiek van Frankrijk. Zijn binnenlands bestuur werd gekenmerkt door zijn afkeer van hervormingen, vooral op het gebied van kiesrecht; buitenslands wilde hij, in overeenstemming met Lodewijk Philips, tot iedere prijs de vrede handhaven. Zijn verzet tegen de verlangens der liberale partij is echter de aanleiding geweest tot de Februari-revolutie. 24 Febr. 1848 week hij naar Engeland uit, vanwaar hij in Nov. 1849 weer naar Parijs terugkeerde. In zijn laatste levensjaren wijdde hij zijn krachten aan de Gereformeerde Kerk, waarin hij de overwinning der streng orthodoxe richting bevorderde.

Bibl. o.m. : Des moyens de gouvernement et d’opposition dans l’état actuel de la France (1821) ; Hist. du gouvernement représentatif (2 dln, 1821-1822); Collection de mémoires relatifs à l’hist. d’Angleterre (26 dln, 1823 e.v.); Coll. de mém. relatifs à l’hist. de France depuis la fondation de la monarchie française jusqu’au XIIIe siècle (31 dln, 1824-1835. Vertalingen); Hist. de la révolution d’Angleterre (2 dln, 1826-1827); Cours d’hist. moderne (6 dln, 1828-’32) = Hist. gén. de la civilisation en Europe (2 dln, 1845) en Hist. de la civil, en France (4 dln, 1845); Vie, correspondance et écrits de Washington (6 dln, 1839-1840); Washington. La fondation de la république des Etats-Unis (1841) ; De la démocratie en France (1849) ; Monk. Chute de la république et rétablissement de la monarchie en Angleterre en 1660 (1850); Etudes biographiques sur la révolution d’Angleterre (1851) ; Sir Robert Peel (1851) ; Hist. des origines du gouvernement représentatif en Europe (1851) ; Hist. de la république d’Angleterre et d’Olivier Cromwell (2 dln, 1854); L’amour dans le marriage (1855) ; Hist. du protectorat de Richard Cromwell et du rétablissement des Stuarts (2 dln, 1856) ; Essais sur l’hist. de France (1858); zeer belangrijke autobiografische Mémoires pour servir à l’hist. de mon temps (8 dln, 1858-1865); Hist. parlementaire de la France (5 dln, 1863) ; Méditation sur la religion chrétienne dans ses rapports avec l’état actuel des sociétés (3 dln, 1865-1868); Hist. de France racontée à mes petits-enfants (5 dln, 1872-1875).

Lit.: Mme de Witt(-Guizot), M. G. dans sa famille et avec ses amis (1880) ; Idem, Lettres de M. G. à sa famille et à ses amis (1884); J. Simon, Thiers, G., Rémusat (1885); A. Bardoux, G. 1894); G. P.

Gooch, History and historians of the XIXth century (3de dr., 1920), blz. 186-190; R. Keiser, G. als Historiker (1925); E. L. Woodward, Three studies in European Conservatism (1929); R. Soltau, French Political Thought in the 19th century (1931); Ch. H.

Pouthas, La jeunesse de G. (1936); E. Fueter, Gesch. der neueren Historiographie (31936), blz. 505-509; J. W. Thompson, History of Historical Writing II (1942), blz. 257-263.

< >