Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

François Louis GANSHOF

betekenis & definitie

Belgisch historicus (Brugge 14 Mrt 1895), studeerde te Gent, aan welks universiteit hij sedert 1923 verbonden is eerst als docent, daarna als gewoon hoogleraar. Naast Pirenne, was de Franse mediëvist F.

Lot zijn voornaamste leermeester. Ganshof’s onderwijs zowel als zijn wetenschappelijke arbeid hebben de middeleeuwen tot voorwerp. Onder zijn publicaties neemt het zuiver eruditiewerk een belangrijke plaats in, doch daarnaast ook — en steeds meer sedert de laatste jaren — de grote synthetische overzichten. Hij is vooral een specialist van de geschiedenis der instellingen en van het recht.

Op het gebied der economische geschiedenis geldt zijn belangstelling vooral de evolutie van de landbouw in de hoge middeleeuwen. In de geschiedenis van het ontwikkelingsproces der steden heeft hij een bijzondere aandacht besteed aan de topografische uitbreiding daarvan tussen Loire en Rijn. Hij schreef ook over de politieke geschiedenis en die der instellingen in Vlaanderen gedurende de middeleeuwen. De laatste jaren was hij vooral werkzaam over de tijd van Karel de Grote.

Ganshof is lid van de Kon. Vlaamse Academie voor Wetenschappen, van het Institut de France en van de Kon. Academie te Amsterdam. Hij ontving in 1946 de Francqui-prijs, België’s hoogste wetenschappelijke onderscheiding.PROF. DR C. VERLINDEN

Bibl.: Etude sur les ministeriales en Flandre et en Lotharingie (Bruxelles 1926); Recherches sur les tribunaux de chatellenie en Flandre avant le milieu du Xlle siècle (Gand 1932); (samen met F. Lot en G. Pfister): Les destinées de ’Empire en Occident de 395 à 888 (Paris I928-’34), 1940-’412); Over stadsontwikkeling tussen Loire en Rijn gedurende de Middeleeuwen (Brussel 1941); Vlaanderen onder de eerste graven (Antwerpen 1944); Qu’est-ce que la féodalité? (19441, 1947); talr. bijdr. in tijdschriften en collectieve werken.

< >