Nederlands letterkundige, zich noemende Frans (Amsterdam 27 Mei 1879 - 5 Sept. 1936), was van 1903-1915 adjunct gedelegeerde voor literaire zaken aan de Kon. Ver.
Het Nederlandsch Tooneel, daarna administrateur bij de Tooneelvereeniging van Herman Heyermans. Hij munt uit in zijn korte verhalen, humoristisch en sentimenteel, in wezen pessimistisch; ook als voordrachtskunstenaar verwierf hij hiermede zekere bekendheid.Bibl.: Novellen: Scheiding (1902); Leven (1903); Een kleine wereld (1911). Romans: Stadsmenschen (1905); Toewijding (1906); De avonturen van mijnheer Richard (1912); Een ongelukkige vrouw (1917); De lotgevallen van Franswatje Garelse (1930), Voorts: Heyermans-Herinneringen (1925).