Spaans filosoof en theoloog, leidende figuur („Doctor eximius”) in de zgn. „tweede scholastiek’” (Granada 5 Jan. 1548 - Lissabon 25 Sept. 1617), trad na zijn studiën te Salamanca in bij de Jezuïeten en doceerde vnl. in de verschillende studiehuizen zijner orde te Segovia ( 1571 /’74), Valadolid en andere plaatsen (i574/’8o), Rome (Collegio Romano 1574/’80), Alcalà (1585/’92), Salamanca (1592/’97), Coïmbra (1597-1616).
Voortbouwend op het aristotelisme van St Thomas, van wie hij echter in menig punt afwijkt, en rekening houdend met latere middeleeuwse wijsgerige stromingen (o.a. van Duns Scotus en Occam), bemiddelt hij de overgang van het middeleeuwse naar het moderne denken. Vele zijner werken werden ook in Duitsland uitgegeven, waar tot in Leibniz’ tijd de waarde en het gezag daarvan zowel van Protestantse als van Katholieke zijde bleef erkend, gelijk eveneens in Nederland. Volgens de Leidse professoren Burgersdijck (1590-1635) en Heereboord (1614-1661) viel in elke systematische metaphysiek de invloed te bespeuren van Suarez’ filosofie.
Zijn beschouwingen over het volkerenrecht hebben Hugo de Groot tot voorbeeld gediend. Het gezag en de bestuursvorm der Kerk laat hij onmiddellijk op God berusten; het burgerlijk gezag daarentegen niet onmiddellijk, maar omdat het voortvloeit uit de door God geschapen menselijke natuur: in zoverre kan van een door God geschonken volkssouvereiniteit worden gesproken. In de burgerlijke gemeenschap, ontstaan door het zich aaneensluiten van verscheidene families en groeperingen daarvan, is en blijft het volk steeds de eigenlijke gezagsdrager. Maar het kan zijn macht geheel of gedeeltelijk op een of meer personen overdragen : het souvereine volk bepaalt volgens hem dus zelf de staatsvorm, waaronder het wil leven, en wijst de nodige functionarissen aan. De verschillende nationaliteiten vormen samen een internationale statengemeenschap op grond van wederzijdse overeenkomsten. Het daaruit groeiend positieve volkerenrecht is als de neerslag van het natuurlijke en eigenlijk gezegde volkerenrecht, omvattend datgene wat overal en altijd voor billijk en rechtvaardig wordt gehouden.
PROF. DR I. J. M. VAN DEN BERG
Bibl.: Disputationes in diversas partes Summae S. Thomae (1590); Disputationes metaphysicae (1597); De Deo (1606); De legibus (1612); De anima (1621). Meerdere voll, uitg.: LyonMainz, 23 dln, 1632 vlg; Venetië, 23 dln, i74o/5i; Parijs, 26 dln, 1856/’ 61.
Lit.: tot 1917 in Razon y Fe, ’47 (Madrid 1917); van 1917 tot 1947 in Estudios Ecclesiasticos, 22 (Madrid 1948); K. Werner, F. S. u. d. Scholastik der letzten Jahrh. (2 dln, Regensburg 21889); Raül de Scoraille, F. S. et la Compagnie de Jésus (2 dln, Paris 1911/ 13); Six, Grabmann u.a., Fr. S Gedenkblätter zu s. 300jähr. Todestag (Innsbruck 1917); Ueberweg (III121924 210/215); H. Rommen, Die Staatslehre des F. S. (1926); Idem, La teoria del estado y de la comunidad intemacional en F. S. (1953); R. E. Conze, Der Begriff der Metaphysik bei F. S. (1928); L. Triebeis, De Staatsidee volgens S. (in: Studiën 109, 1928); Vitoria et Suarez. Contributions des théologiens au droit international moderne (Paris 1939); S. J. Rueve, F. S. and the Natural Moral Law (Ann Arbor 1940); J. H. Fichter, Man of Spain: A Biography ofF. S. (New York 1940); F. Sassen, Gesch. v. d. Nieuwere Wijsbeg. tot Kant (z1940 93-96); G. Santonastaso, Le dottrine politiche da Lutero a Suarez (Verona 1946); G. Ambrosetti, La filos. delle leggi di S. (Roma 1948); Pensamiento. Numero extraordinario con occasion del IV Centenario di S. (Madrid 4 1948; met bibliogr.); Suarez. Modernité traditionelle de sa philos. (Archives de Philos. 18 1949); G. A. Moore, The Political Theories of Bellarmine, Barclay, Suarez, Molina and Rothman (Washington i949/’5o); Actas del IV Centenario del nacimiento de F. S. (2 dln, Madrid I949/,5o); Thomas U. Mullaney, S. on Human Freedom (Baltimore 1950); C. Giacon, La seconda scolastica. I problemi giuridico-politici. Suarez, Bellarmino, Mariana (Milano 1950).