Italiaans geschiedschrijver uit een Florentijns geslacht (Florence 6 Mrt 1483 - Montici 22 Mei 1540), studeerde sinds 1498 rechten te Florence, Ferrara en Padua en behaalde in 1505 de doctorstitel, alleen in het burgerlijk recht (het canoniek recht was van weinig betekenis voor hem). Tot 1512 was hij in de advocatuur, dan in de politiek.
Door de Florentijnse regering werd hij belast met een zending naar het hof van Ferdinand van Aragon, 1512-1514. In dienst van de Medici-pausen Leo X en Clemens VII bekleedde hij hoge functies: gouverneur van Modena (1516-’24), van Reggio (1517-’23), president van de Romagna (1524-’26), luitenant-generaal van de pauselijke troepen tot 1527 (Sacco di Roma). Daarna kwam hij tijdelijk terug naar Florence, maar al spoedig werd hij door het republikeinse volksbewind niet meer geaccepteerd en trad opnieuw in pauselijke dienst. Hij was gouverneur van Bologna 1531-’34. Na de dood van Clemens (1534) overgegaan in dienst van Alessandro de Medici, hertog van Florence, bewerkte hij na diens vermoording de verheffing van diens schoonzoon Cosimo (1537). Kort daarop werd hij ontslagen.
Guicciardini’s leven en werk zijn onscheidbaar: de politicus van de practijk drukt voortdurend zijn stempel van nuchter realisme op het geschiedwerk, dat omgekeerd bedoeld is als handleiding voor de practische politiek. Het saeculariseringsproces in de geschiedschrijving, in de vroege Renaissance nog van uitwendige aard (geen wonderverhalen, geen theologische verklaringen), treedt bij Guicciardini in een nieuwe, inwendige phase: alle schijn wordt ontmaskerd, de diepste drijfveren der handelende individuen worden onbarmhartig blootgelegd en als zodanig ziet Guicciardini uitsluitend egoïsme en eigenbelang; ideële motieven acht hij bij niemand aanwezig. Diep doordrongen van de waarde van zijn nieuw inzicht, stuwt hij dit tegelijk tot zijn uiterste grenzen, ja daar overheen. Even koei en zakelijk als zijn oordeel is zijn taal, waarin kunstzinnige effecten niet nagestreefd zijn. Zijn realiteitszin ook stelt hem in staat te onderkennen, hoezeer de inwendige verhoudingen van elke stad door de buitenlandse machtsconstellatie beheerst worden (Franse invallen). Hij is de eerste, die een Italiaanse geschiedenis van werkelijk nationaal, bovenlocaal gezichtspunt uit schrijft.Het oordeel over Guicciardini als geschiedschrijver heeft in de loop der tijden sterke wijzigingen ondergaan. Ranke (Zur Kritik neuerer Geschichtsschreiber, 1824, herzien 1874) beschuldigde Guicciardini van oncritisch verwerken der bronnen, onbetrouwbaarheid en verfraaiingen te eigen gunste, maar lateren hebben de onjuistheid van dit oordeel aangetoond (o.a. O. Waltz, Zur Rettung des Geschichtschreibers F. Guicciardini, Hist. Zeitschr. 1897). Een onderzoek naar zijn bronnen is onvoltooid gebleven.
Over het karakter van Guicciardini lopen de meningen sterk uiteen: de communis opinio der 16de-19de eeuw oordeelde over hem als over zijn tijdgenoot en vriend Machiavelli*: wreed, eerzuchtig en gewetenloos; latere onderzoekers echter wezen op zijn verstandige en rechtvaardige bestuurspolitiek, zijn liefde voor Florence, zijn streven naar behoud van vrijheid en onafhankelijkheid. Sommigen noemen hem een opportunist, daar hij herhaaldelijk van partij veranderde, anderen zien in hem een consequent aristocraat-republikein, die evenzeer afkerig was van de souvereiniteit van het grote aantal als van het absolutisme der Medici en daardoor met beide in conflict kwam. De macht dient volgens Guicciardini in handen te zijn van een selectie uit de hoogste klassen der burgerij, echter geen geboorteadel, doch een regering van „wijzen”.
PROF. DR J. M. ROMEIN
Bibl.: Storia d’Italia (over periode 1492-1534), geschreven 1ste dr., Firenze 1561, 16 dln, aangevuld door 4 dln, Venezia 1564, iste voll. dr., in 20 dln, Venezia 1567; Critische editie van A. Gherardi, 1919, Nieuwste uitg. in Opere, ed. R. Palmarocchi, dl 1 (Milano 1941), talrijke vertalingen, o.a. in het Latijn (Basileae 1566) en in het Nederlands (Dordrecht 1599). Storia fiorentina (over periode 1378-1509; uitvoerig pas na 1492), geschreven 1509, tot in 19de eeuw onbekend gebleven. Uitgeg. tezamen m. andere onuitgeg. werken (o.a., Ricordi, Discorsi, Critieken op Machiavelli, ten dele vertaald onder de titel: Counsels and reflections, door N.
Hill Thomson, London 1890) in de Opere inedite, ed. G. Canestrini, 10 dln (1857-’67) ( niet integraal, niet nauwkeurig). Heruitg. Storia fiorentina door R. Palmarocchi, (Bari 1931). - Opere, ed.
R. Palmarocchi, Milano 1941 vlgg. (2 dln verschenen). Zie ook bibliografie in A. Otetea, Fr. Guichardin (1926); XI-XXVII, E. Bizarri, L’Italiano Franc.
G. (1942), 363-373. Alsmede P. Guicciardini, Contributo alla bibliografia di Fr. G. (Firenze 1946), Dezelfde, La ,,Storia” guicciardiniana. Edizioni e ristampe Contributo alla bibliografia di Fr. G. (1948), Collana di pubblicazioni guicciardiniane, XXI.
Lit.: Fr. G. nel IV centenario della morte (1540-1940); Supplemento I della rivista ,,La Rinascita” (Firenze 1940); A. Otetea, Fr. G. Sa vie publique et sa pensée politique (Paris 1926); Ch. Benoist, Guichardin historiën et homme d’état florentin au XVIe siècle (Marseille 1862); E.
Fueter, Guicciardini als Historiker in Hist. Zeitschr., 1908; F. Gh(abod), Guicciardini, in Encicl. italiana, XVIII (1933); V. Luciani, Francesco Guicciardini and his European reputation (New York 1936); Idem, Fr. G. e la fortuna dell’ opera sua (1949); V. Vitale, F.
G. (Torino 1941, herz. dr. 1945); E. Bizarri, L’italiano Fr. G. (Firenze 1942).