noemt men de leer van het meten der lichtsterkte. De verhouding der lichtsterkten wordt bepaald met fotometers*. Om de lichtsterkte in getallen uit te drukken, moet men een eenheid aannemen.
Dit heeft men in de verschillende landen verschillend gedaan. In Duitsland had men lange tijd de Hefnerkaars, voorgesteld in 1884 door von Hefner Alteneck. Op het internationaal congres te Parijs in 1884 werd als eenheid van lichtsterkte aangenomen de lichtsterkte van 1 cm2 gesmolten platina bij het smeltpunt; deze eenheid werd de Violle genoemd. De metingen gingen gepaard met zulke grote complicaties, dat men in de practijk werkte met de internationale kaars, die vrij willekeurig was vastgesteld door middel van een aantal zorgvuldig bewaarde kooldraadlampen.Het bureau International des Poids et Mesures aanvaardde in 1937 een beter gedefinieerde eenheid, de candela, die niet veel van de vroegere internationale kaars verschilt en die, zij het met vertraging ten gevolge van de oorlog, nu algemeen is ingevoerd. De candela is zo gedefinieerd, dat het zwarte lichaam* bij de temperatuur van stollend platina (1775 gr.C.) een helderheid* zal hebben van 60 candela-per-cm2. Als „zwart lichaam” neemt men een keramisch buisje, aan één uiteinde voorzien van een kleine opening, dat verticaal in een bad van gesmolten platina is gedompeld. Tijdens het stollen van het platina wordt de helderheid van de opening waargenomen.