Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FOTOMETER

betekenis & definitie

(1) of lichtmeter, is de naam van een werktuig om de lichtsterkte van de een of andere lichtbron te bepalen. De meeste fotometers berusten op de regel, dat de lichtsterkte van een lichtbron vermindert volgens de vierkanten der afstanden.

Vergelijkenderwijze kan men de lichtsterkte naar de methode van Rumford bepalen door een verticaal staafje tegenover een loodrechte witte wand te plaatsen en daarna de beide lichtbronnen op zodanige afstanden te stellen, dat de beide schaduwen, die zij door het staafje op die wand werpen, even donker zijn. De verhouding van de lichtsterkte van die beide lichtbronnen is dan dezelfde als die der vierkanten van haar afstanden van de witte wand.De bijzondere moeilijkheden, die zich voordoen bij het vergelijken van twee lichtbronnen van verschillende kleur, zijn overwonnen door de flikkerfotometer. De glaswig, bestaat uit een middenstukje en een cirkelronde rand, die naar verschillende kanten hellen. Een waarnemer, die door de kijker ziet, ziet daarom de linkerkant van de gipswig via het middenstuk van de wig, de rechterkant van de gipswig via de rand van de glaswig.

Zijn beide kanten van de gipswig ongelijk verlicht, dan ziet men twee concentrische cirkelvelden van ongelijke intensiteit en kleur. De glaswig kan draaien om een as, die in de figuur van boven naar beneden loopt. Draait de glaswig een halve slag, dan wordt het centrum van het gezichtsveld niet meer door de linker-, maar door de rechterlichtbron verlicht en omgekeerd. Men ziet de kleuren dus van binnen naar buiten verspringen en weer terug. Draait de wig snel genoeg, dan lopen de kleuren dooreen en ziet men een homogene mengkleur. Wel ziet men nog flikkeringen, doordat de intensiteiten nog niet volkomen dooreen zijn gelopen. Nu verplaatst men de lampen zo, dat deze flikkeringen een minimum worden. Op dit ogenblik stelt men weer de lichtsterkten evenredig aan de vierkanten van de afstanden der lampen tot de gipswig.

Bij alle tot nu genoemde fotometers speelde het oog een rol. Ze heten daarom subjectief in tegenstelling tot de objectieve fotometers, die hieronder worden beschreven.

Bij de objectieve fotometer wordt gebruik gemaakt van een of ander meetbaar effect, dat door de lichtstralen wordt teweeggebracht. Bij de fotocel* wordt gebruik gemaakt van de electrische stroom die optreedt, als de lichtstralen op de cel vallen.

Bij alle objectieve fotometers moet men er rekening mee houden, dat hun relatieve gevoeligheid voor verschillende kleuren anders is dan die van het oog; men corrigeert hiervoor door voor de objectieve fotometer een gekleurd lichtfilter te plaatsen.

PROF. DR C. ZWIKKER

(2, scheikunde). Vroeger was wel in gebruik voor het meten van lichthoeveelheden een chemische fotometer (van Eder*), waarbij uit een oplossing, waarin natriumoxalaat, -sublimaat en uranylacetaat (z uranium), bij belichting kalomel (z kwikzilver) werd afgescheiden in een hoeveelheid, evenredig met de intensiteit van de opvallende straling. Thans heeft deze fotometer geen betekenis meer.

< >