Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FOSSILISATIE

betekenis & definitie

noemt men het proces, dat om of in een in voorhistorische tijd gestorven plant of dier verlopen is en dat er toe geleid heeft, dat wij ons thans nog een beeld kunnen vormen over dit organisme. De beste kansen bestaan er voor een organisme om tot een goed fossiel te worden, wanneer aan de volgende twee voorwaarden voldaan wordt: 1. dat het ’t een of ander skelet bezit (aangezien de weke delen maar al te spoedig vergaan) en 2. dat het spoedig na zijn dood van de lucht afgesloten wordt.

Aangezien nu echter op het land slechts weinig plaatsen zijn, waar een plant of dier direct na zijn dood door een luchtafsluitende stof bedekt wordt, ligt het voor de hand, dat het aantal fossiele landdieren slechts uiterst gering moet zijn. Slechts wanneer ze bijv. door de as van een vulkaan of het zand van de duinen overdekt worden, is de kans op fossiel worden groot. Ook wanneer ze terechtkomen in een water, dat door een kalkgebergte gestroomd heeft en daardoor oververzadigd is met koolzure kalk, die zich dan in alle beschikbare holten kan afzetten, is dit het geval. Eveneens is de kans echter groot, wanneer de organismen door een rivier meegevoerd worden en op de bodem van deze rivier zelf, of op de bodem van een meer of van de zee door slib overdekt worden. Zulke gevallen zijn echter betrekkelijk zeldzaam voor landdieren en landplanten, doch voor de in het water levende organismen is de kans op fossilisatie veel groter, aangezien er zich in zee, meer en rivier veel meer sedimenten afzetten dan op het land.De toestand, waarin de fossielen voorkomen, hangt geheel af van hun oorspronkelijke samenstelling en van het materiaal, dat hen bedekt heeft. Het kan voorkomen, dat het gehele dier bewaard blijft, zowel het skelet als de weke delen. Dit is bijv. het geval bij de wolharige neushoorn en de mammoet, die in het ijs van Noord-Siberië vastgevroren zijn en dus in een natuurlijke „ijskast” geconserveerd zijn. Ook kunnen dieren, bijv. insecten, door van de bomen afdruipend hars overdekt worden. Het is echter gebleken, dat, wanneer men het hars oploste, van het insect slechts een hoopje as over was. De duidelijke vormen, die men meestal aan deze fossielen waarneemt, zijn te danken aan de afdrukken van de insecten in het hars. In de meeste gevallen wordt echter alleen het skelet bewaard. Hierbij komt het veelvuldig voor, dat de originele substantie, waaruit het skelet bestaat, een mineralogische verandering heeft ondergaan. Zo kunnen de wanden van de cellen van een stuk hout, oorspronkelijk uit cellulose bestaande, geheel verkiezeld zijn. Omgekeerd kan het kiezelskelet van een spons door mineralogische veranderingen vervangen zijn door een kalkskelet. Bij vele ammonieten is het skelet geheel in pyriet veranderd. In vele planten en in dieren met een chitine-skelet is het oorspronkelijke materiaal veelal gecarboniseerd. Zuurstof en stikstof zijn verloren gegaan en daardoor is het gehalte aan koolstof relatief zeer groot geworden. Somtijds is het gehele skelet verloren gegaan en is er slechts een afdruk overgebleven. Dit is vooral het geval, wanneer het skelet opgebouwd is uit aragoniet, zoals dit bij de meeste mollusken het geval is. Nadat zo’n schelpdier na zijn dood door een sediment bedekt wordt en de weke delen weggerot zijn, wordt de inhoud van de schelp met materiaal van het sediment gevuld, dat zich later verharden kan. Wanneer nu ook de schelp wordt opgelost, zoals veelal het geval is, blijft er dus een afdruk van de binnenkant van de schelp over, die men steenkern noemt. Een andere merkwaardige wijze van fossilisatie doet denken aan beeldhouwen. Het verschijnsel deed zich voor bij de zgn. Trachodonta of, zoals de Amerikanen ze noemen: „duck billed” dinosauriërs. Deze naam heeft deze uitgestorven groep reptielen te danken aan het feit, dat ze op vogelbekdieren gelijken. Deze dieren, waarvan verschillende exemplaren na hun dood op het droge zand zijn blijven liggen, zijn waarschijnlijk oorspronkelijk gemummificeerd. Huid en spiervezels zijn echter later beetje voor beetje vervangen door fijne zandkorrels, die tot een harde zandsteen aaneengekit werden. Het gevolg hiervan is, dat de trachodonten tot „standbeelden” werden. In het Museum van Natuurlijke Historie te New York zijn er verscheidene te bewonderen.

< >