gehucht in het Z. van Latium (Midden-Italië), beroemd door de aldaar zich bevindende Cisterciënser abdij, welke tegen het einde der 12de eeuw gebouwd werd en ingewijd in 1208. De kerk is opgetrokken in de geest van de Cisterciënser kerken in Frankrijk (bijv.
Fontenay) en vertoont Vroeggothische stijlkenmerken. Of inderdaad Franse monniken aan de bouw hebben deelgenomen, gelijk gewoonlijk in navolging van C. Enlart wordt opgegeven, is intussen onzeker, zo niet onwaarschijnlijk. De kerk heeft een basilikale aanleg en bestaat uit drie schepen, van elkander gescheiden door pijlers met zgn. halfzuilen, die de gordelbogen van het middenschip dragen. De overkluizing wordt door kruisgewelven (zonder ribben!) gevormd. Tussen de pijlers zijn Gothische bogen aangebracht. Het dwarspand steekt aan beide zijden uit; het koor is rechthoekig. Boven de viering verheft zich een toren met twee etages en lantaren, die aan Bourgondische voorbeelden herinnert. De voorgevel met fraai roosvenster mist thans helaas de narthex. De abdij van Casamari, die geheel tot hetzelfde bouwtype behoort als Fossanova, is in dit opzicht vollediger bewaard. De buitenmuren dragen stevige steunberen. Van de kloostergang vertonen drie zijden Romaanse ronde bogen, de vierde, tegen het eind der 8ste eeuw uitgevoerd, Gothische bogen. Men toont thans nog het vertrek, waarin Thomas van Aquino in 1274 overleed en waarin zijn schedel bewaard wordt. Na de middeleeuwen geraakte de abdij, die eens een cultuurcentrum geweest was, in verval. De belangrijke bibliotheek is verloren gegaan.DR w. R. JUYNBOLL
Lit.: C. Enlart, Origines françaises de l’architecture gothique en Italie (Paris 1894). Een meer recente onderzoeking door A. Serafini, in San Tommaso d’Aquino, Miscellanea storico-artistica (1923).