is de benaming voor de ruimte die zich bevindt tussen het atrium en de kerkingang van de vroeg-Christelijke basilieken van de 3de en 4de eeuw in Italië. De basiliek was van de openbare weg gescheiden door het atrium, een voorhof, in het midden waarvan een reinigingsbron was geplaatst, deze laatste te beschouwen als de oorsprong van de latere wijwaterbekkens.
Eerst na hier de ablutie te hebben verricht mochten de gelovigen door de narthex, die zich over de volle breedte van het kerkgebouw bevindt, binnentreden. In de narthex hielden zich de mensen op, die in de basiliek niet werden toegelaten: de catechumenen (dat zijn degenen, die tot het Christendom wilden overgaan, daarin onderricht kregen, maar nog niet gedoopt waren) en boetelingen.